(Raphanus sativus var. niger) behoort tot de familie van de Cruciferen. Het is een tweejarige plant met een knol welke in het eerste jaar een rozet met gesteelde bladeren vormt, waarvan de bladschijf aan het ondereind diep, slipvormig is ingesneden. Het tweede jaar draagt de knol een stengel met bladeren en aan het eind en in de oksels van de bovenste bladeren trossen met witte bloemen, waaruit na bevruchting hauwen groeien, welke tegen het rijpen sterk opgezwollen zijn.
Na het zaaien wordt gedund, onkruid gewied en geoogst. Het zaaien vindt plaats van half Apr. - begin Juli en de oogst in de zomer tot in de herfst vóór de vorst invalt. Bewaard in kuilen en in kisten met zand blijft ramenas de gehele winter goed. De rassen verschillen van elkaar in grootte van de knollen, in vorm van de knollen (platrond, hoogrond, cylindervormig, ovaal, stomppuntig, spitstoelopend, tolvormig), in kleur van de knollen (zwart, wit, geel, roserood) en in teeltmogelijkheid (zomer-, herfst- en winterrassen). De teelt is van geringe betekenis. De knollen worden ongekookt, in schijfjes gesneden of geraspt bij de boterham gebruikt. De smaak gelijkt op radijs.