L., plantengeslacht met 8 soorten in Europa, het mediterrane gebied en Azië, behorende tot de familie van de Cruciferen* en de groep der Lomentaceae, waarbij de vrucht door dwarswandjes in evenveel vakjes is verdeeld, als er zaden zijn, en bij rijpheid gewoonlijk in een gelijk aantal stukjes uiteen valt.
De bekendste soorten zijn R. Raphanistrum L., de Knopherik*, en R. sativus L. (syn. R. Raphanistrum ssp. sativus Domin), een oeroude cultuurplant van onzekere herkomst met witte of lichtpaars geaderde bloemen en opgeblazen sponzige niet in stukken uiteen vallende hauwen en o.a. de variëteiten Radicula {Radijs), vulgaris of esculentus, ook niger {Ramenas), caudalus (Java, met eetbare, tot 30 cm lange, verdikte, witte penwortels (lobak) en ook tot 30 cm lange hauwen) en oleiferus (chinensis), welke laatste geen hypocotylknollen maakt, maar waarvan de ovale, ca 4,5 mm lange en 3,5 mm brede roodbruine zaden 40-50 pct van een groengele vette olie bevatten, die in kwaliteit weinig onderdoet voor raapolie en verbrandt onder afzetting van veel roet, dat in China gebruikt wordt voor de bereiding van de echte Oostindische inkt.
