of Quellien, 17de-eeuws geslacht van Vlaamse beeldhouwers, schilders en graveurs, bestaande uit twee takken, te weten:
a. die van Erasmus I, zijn drie zoons: Erasmus II, Artus I of de Oudere en Hubertus, benevens zijn kleinzoon Jan Erasmus, een zoon van Erasmus II, en
b. die van Artus II of de Jongere (vermeld als neef en leerling van Artus I) en zijn zoons Artus III en Thomas.
Artus I of de Oudere, beeldhouwer (Antwerpen ged. 30 Aug. 1609 - 23 Aug. 1668), is de grootmeester van de Vlaamse Barok-beeldhouwkunst, wiens invloed tot ver in de 18de eeuw doorwerkte. Na een leertijd bij zijn vader Erasmus I verbleef hij van 1630-40 in Rome, waar hij zich aansloot bij Frans Duquesnoy* en waarschijnlijk ook met Bernini in aanraking kwam. Ca 1640 richtte hij in Antwerpen op grote voet een atelier in, waaruit vele prachtige, met beelden versierde, schrijnwerkarchitecturen, als die van de St Paulus- en St Jacobskerk te Antwerpen en van de St Gommaruskerk te Lier, afkomstig zijn. Opdrachten voor monumentaal beeldhouwwerk vielen hem in zijn vaderland slechts spaarzaam ten deel (Madonna, St Goedele, Brussel; Grafmonument Immerzeel, Bokhoven; St Pietersbeeld, St Andreaskerk, Antwerpen, z. ill. Beeldhouwkunst IX). Na een kort verblijf aan het hof van Christina van Zweden (1648?) waar hij een Apollo en de negen Muzen maakte, kreeg hij de opdracht de binnen- en buitenversiering te verzorgen van het nieuwe stadhuis, thans Kon.
Paleis, te Amsterdam. Hij werkte er 14 jaar (1650-64); in de twee grote tympanons van de hoofdgevels en in de zes bronzen beelden, die deze flankeren, evenals in de Vierschaar in de binnenversiering (z ill. Allegorie II), toont hij zich de machtigste barokke beeldhouwer ten N. van de Alpen, in wiens krachtige vormentaal ieder onderdeel tegelijk op zichzelf en als een element in het geheel wordt behandeld en iedere beweging is opgenomen in de golf van universele beweging.
Uit zijn Amsterdamse tijd stammen voorts o.a. het grafmonument van maarschalk von Sparr in de Marienkirche te Berlijn, dat voor Frederik II in de Dom te Sleeswijk, een fontein te Kleef en de portretbuste van Johan de Witt. Zijn ornamentstijl vond, evenals voorheen die van Vredeman* de Vries en Frans Floris* de Vriendt, verspreiding door middel van de ornamentprenten. Tot zijn leerlingen en navolgers behoorden Willemsens aan het hof van Willem III in Engeland, Bartholomeus Eggers in Pruisen en zijn neef Artus II in Denemarken. De Engelse Gibbonsstijl is ten dele een navolging van de Quellinusstijl.
Artus II of de Jongere, Vlaams beeldhouwer (Sint Truiden ged. 20 Nov. 1625 - Antwerpen 23 Nov. 1700), neef en leerling van Artus I, vertegenwoordigt, hoewel sterk onder de invloed van Artus I, de phase van de Barok waarin de sierlijkheid de overhand krijgt op de kracht en overhelt naar de gratie van het Rococo. Na een verblijf in Italië werd hij in 1651 in het St Lucasgilde te Antwerpen opgenomen, trok in 1663 naar Amsterdam, waar hij werkzaam was aan het nieuwe stadhuis, keerde naar Antwerpen terug en richtte daar een atelier in, dat in het bijzonder voor kerken en abdijen werkte.
Wij vermelden: het Maria Kuipers- en het Jong Handboogschuttersaltaar, benevens het tabernakel en het praalgraf van bisschop Ambrosio Cappello, O.L. Vrouwekerk te Antwerpen; het Hoogaltaar, gewijd aan St Jacob en het portaal van het trouwzaaltje in de St Jacobskerk aldaar; het Hoogaltaar in de St Elisabethskerk aldaar; het oksaal met God de Vader in de St Salvatorskerk te Brugge en de preekstoel van de St Walburgiskerk, aldaar; marmeren beelden van de Deugden in de Hoofdkerk te Doornik; grafmonument van Cath. de Lambloy in de Hoofdkerk te Hasselt; een Madonna in de kerk te Heyst-op-den-Berg. In de Trinitaskerk te Kopenhagen vervaardigde hij het praalgraf van generaal Hans von Schach. Zijn zoons Artus III en Thomas introduceerden zijn stijl in Denemarken en Engeland.
Artus III, Vlaams beeldhouwer (Antwerpen ged. 13 Sept. 1653 - Londen 1686), werd in 1681 medewerker van Gibbons te Londen.
We vermelden van hem het reliëf van de graftombe van Thomas Thynn of Longleat, met de voorstelling van diens moord in zijn koets in Pall Mali (1682, Westminster Abdij) en zijn medewerking aan Gibbons’ grote altaar in het paleis te Whitehall (1687, waarvan thans 3 reliëfs en knielende engelen in de kerk te Burnham, Somerset). Voorts vervaardigde hij het gietmodel voor Gibbons’ standbeeld van Karel II (binnenplaats van de Royal Exchange te Londen). Van de beelden die hij van Hendrik VI en Karel II eveneens voor de Royal Exchange maakte, is alleen het terracottamodel van laatstgenoemde bewaard (Sir John Soane Museum, Lincoln’s Inn Fields, Londen).
Erasmus I, Vlaams antycksnyder en beeldhouwer (Prinsbisdom Luik 156? - Antwerpen 1640), de stamvader van het geslacht, leverde, te Antwerpen gevestigd, aldaar veel kerkmeubilair. Hij werkte ook mede aan Rubens’ stadsversiering voor de Blyde Intrede van de Kardinaal-Infant in 1635.
Erasmus II, Vlaams schilder en graveur, Magister Artium en auteur van een Philosophia (Antwerpen 19 Nov. 1607 - 7 Nov. 1678), was medewerker van Rubens en tevens diens meest begaafde opvolger. Zijn talrijke, groot opgezette historische en religieuze composities kenmerken zich door een helder coloriet, lichtende vleestinten en een brede, sierlijke samenstelling, zij het dan wat minder temperamentvol dan die van zijn leermeester.
Werken van hem treft men o.a. aan te Amsterdam: gewelfschildering en schoorsteenstukken Kon. Paleis; Antwerpen: in de St Jacobs-, de St Andreas- en de St Willebrorduskerk; Brugge: in de St Salvator- en in de O.L. Vrouwekerk, verder te Mechelen, Brussel, Madrid, Nymphenburg en Berlijn.
Hubertus, Vlaams koperetser (Antwerpen 15 Aug. 1609-1687), is vnl. bekend om de twee boeken met platen, die hij uitgaf van het beeldhouw- en schilderwerk van zijn broers Artus I en Erasmus II. Deze verschenen onder de titel: Hubertus Quellinus: De voornaamste statuen ende ciraten van 't Konstryck Stadhuys van Amstelredam, 't meeste in marmer gemaeckt door Artus Quellinus belthouwer der voorseyde stadt, geteeckent ende geetst door H. Q. en wert gedruckt ten huyse van Artus Q., Amstelredam, resp. in 1655 en 1663.
Jan Erasmus, Vlaams schilder (Antwerpen ged. 1 Dec. 1634 - Mechelen 11 Mrt 1715), was een leerling van zijn vader Erasmus II. De invloed die hij onderging tijdens een verblijf in Italië (Veronese) spreekt uit zijn omvangrijke historiestukken en speciaal in de architectuur en de landschappen daarvan. In 1661 werd hij opgenomen in het St Lucasgilde te Antwerpen; kort daarna trouwde hij met een dochter van David Teniers. Later was hij hofschilder van Leopold I en Jozef I (Oostenrijk).
Thomas, Vlaams beeldhouwer gevestigd in Denemarken (Antwerpen ged. 17Mrt 1661 -1709), was van 1689 af medewerker van zijn vader Artus II aan het grafmonument van Hans von Schach in de Trinitaskerk te Kopenhagen. Verder maakte hij talrijke graftombes voor aanzienlijke Denen, o.a. te Kopenhagen, Friedenborg, Graugde en Lübeck, waarvan zich enkele terra-cotta modellen in het Kon. Museum te Kopenhagen bevinden. Zijn werk draagt alle kenmerken van de joyeuze, overladen Vlaamse hoog-Barok.
Lit.: H. Kehrer, Ueber Artus Q. den Jüngeren (Belg. Kunstdenkmäler, herausg. Paul Clemen, bd II, München 1922); Thorlacius-Ussing, Thomas Q. (Kopenhagen 1926); Juliane Gabriels, Artus Q. de Oude (Antwerpen 1930); A. Denucé, De kunstuitvoer te Antwerpen in de XVIIe eeuw (Antwerpen 1931); Idem, Invent. Kunstverzamelingen te Antwerpen (Antwerpen 1932); C.
H. de Jonge, Portretten v. A. Q., in: Huldeboek Pater Kruitwagen O.F.M. (’s-Gravenhage 1949); K. E. Steneberg, Le Blon, Q., Millich och „den Svenska Hovpamassen” (in Svenska Skulpturidéer I, Tidskr. för Konstvetenskap XXVIII, 1952).