Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Protestantse ZENDING

betekenis & definitie

genoot onder de Protestanten aanvankelijk weinig aandacht, er bestond zelfs verzet tegen. De eerste zending van enige betekenis was die der Ned.

O.I.-Compagnie (1602); zij zond ziekentroosters en predikanten uit naar Oost-Indië, Ceylon en Formosa (z Prot. Kerk in Indonesië). Voor de opleiding van Indische predikanten bestond 1623-1633 het Seminarium Indicum te Leiden, o.l.v. Walaeus.In de 17de en 18de eeuw ging, onder invloed van het Duitse piëtisme en het Engelse methodisme, de uitbreiding van het Christendom gepaard met emigratie en kolonisatie, o.a. de Deens-Hallese zending in Zuid-India, waarvoor A. H. Francke de stuwkracht was, het werk van George Eliot onder de Indianen in Noord-Amerika, dat van Hans Egede onder de Eskimo’s en vooral de bewonderenswaardige activiteit der Herrnhutter Broedergemeente (Zinzendorf), die sedert 1732 tal van zendelingen uitzond naar verschillende delen van de wereld.

Aan het einde van de 18de en het begin van de 19de eeuw brak in verschillende landen een groot missionair élan baan. Tal van zendingsgenootschappen werden opgericht in Engeland (Baptist Missionary Society 1792, London Miss. Soc. 1795), Nederland (Ned. Zendeling Genootschap 1797), Duitsland, Zwitserland, de Skandinavische landen, Noord-Amerika en elders; zij verbreidden het Christendom in alle delen der wereld waarmee de Westerse beschaving in aanraking kwam, vnl. in Azië en Afrika. Ook de Bijbelgenootschappen (sinds 1804) steunden het zendingswerk. De eerste Kerk, die als zodanig de zending ter hand nam, was de Schotse Kerk (1824).

In India werd, na aanvankelijke tegenstand der Eng. O.I. Comp., belangrijk pionierswerk verricht door William Carey en Alexander Duff (onderwijs). De Church Missionary Society vestigde er de Anglicaanse Kerk. Na de opstand van 1857 onderging het zendingswerk grote uitbreiding, doordat behalve Engelse ook Amerikaanse, Duitse en Skandinavische zending toegelaten werden. Er ontstonden massa-bewegingen naar het Christendom onder de kastelozen, maar ook onder de hogere Hindoe-kasten vonden vele overgangen plaats.

Het aantal Protestanten is ca 5 millioen (1,2 pct der bevolking). Op Ceylon zetten, na het verdwijnen van het Nederlandse gezag, de Engelsen ca 1800 het zendingswerk voort, later ook de Amerikanen; nog steeds vormen de „burghers”, afstammelingen van de Nederlanders, daar een belangrijk deel van de Prot. Kerk. In China waren sinds 1807 Robert Morrison, F. A. Gützlaff en John Hudson Taylor de grote pioniers, vooral door lectuurverspreiding; de laatste stichtte de China Inland Mission, die duizenden vrijwillige krachten uitzond.

Sedert de Boxeropstand (1900) legde de Amerikaanse zending zich vnl. toe op onderwijs, door het stichten van honderden scholen en een aantal universiteiten. Het Christendom kreeg grote uitbreiding (volgens de laatste gegevens ca 1½ millioen, 0,22 pct der bevolking), maar het nationalistisch verzet tegen de buitenlandse zending werd na 1922 steeds scherper en de communistische overheersing maakte haar sinds 1950 vrijwel geheel onmogelijk. In Japan werd de Prot. zending begonnen door G. Verbeek (1859). In latere jaren waren Kanso Utschimura en Toyohiko Kagawa (geb. 1888) vooraanstaande figuren op het gebied van evangelisatie en sociale arbeid. In 1940-45 ondervonden de Japanse Christenen de druk van de nationalistische regering en het staats-Shintoïsme (keizerverering).

Er zijn thans ca 200 000 Protestanten (0,25 pct der bevolking). De Zuidzee-archipel en Australië boden na Cook’s ontdekkingsreizen zendelingen uit verschillende landen arbeidsterrein. Onder de Maori’s op Nieuw-Zeeland werkte de Church Miss. Soc.; de Nieuwe Hebriden werden gekerstend door John Williams en John Paton; op de Tonga- en Fiji-eilanden werkten de Methodisten; in oostelijk Nieuw-Guinea was de arbeid van Chr. Keysser van betekenis. De landen van het Nabije Oosten vormen door de macht van de Islam een uitermate moeilijk arbeidsterrein voor de zending; het Protestantisme is er slechts in zeer kleine groepen vertegenwoordigd.

Bekendheid verwierf Sam. Zwemer in Egypte; hij richtte het zendingstydschrift The Moslim World op. Afrika werd voor de zending geopend door de ontdekkingsreizen van Livingstone en Stanley. In de Kongo verwierf C. T. Studd grote naam. De sociale situatie in Afrika, vroeger de slavenhandel, thans de industrialisatie en de daarmee gepaard gaande ontwrichting van het stamleven, plaatst de zending voor ontzaglijke problemen.

Ook het rassenvraagstuk schept grote moeilijkheden, o.a. de vorming van een groot aantal secten (ca 1300). Het Christendom werd verbreid in tal van gebieden, o.a. in Tanganjika (Bruno Gutman), Kenya, Oeganda (Alexander Mackay), Madagascar (o.m. Franse en Noorse zending), Zuid-Afrika (London Miss. Soc.: J. T. van der Kemp, Robert Moffat, David Livingstone), Goudkust (Bazeler en Schotse zending: J. G.

Fraser, dr Aggrey). In Oost-Afrika zijn 1,4 millioen Protestanten (6 pct der bevolking); in Zuid-Afrika 6 millioen (38 pct) en in West-Afrika 1,7 millioen (3,5 pct).

Reeds in de 19de eeuw waren de eerste stappen gezet op de weg naar internationale en interkerkelijke samenwerking in de zending. In 1910 kwam onder leiding van dr John R. Mott de eerste intern, zendingsconferentie bijeen te Edinburgh. Zij leidde tot de oprichting van de Internationale Zendingsraad in 1921 (gevestigd te Londen; tijdschrift The Intern. Review of Missions); deze raad werkt thans nauw samen met de Wereldraad van Kerken. De oecumenische beweging is uit de internationale zending voortgekomen.

Op de tweede intern, zendingsconf. te Jeruzalem (1928) vatte men de zelfstandigwording van de kerken, die uit de zending waren voortgekomen, scherper in het oog. Sindsdien zijn alom ter wereld de zgn. jonge kerken verrezen en na Wereldoorlog II heeft deze ontwikkeling zich in versneld tempo voortgezet, waartoe zowel het nationalisme als een versterkt christelijk verantwoordelijkheidsbewustzijn bijdroeg. Op de intern. zendingsconferenties te Tambaram (1938), Whitby (1947) en Willingen (1952) kwam deze ontwikkeling duidelijk uit.

Er bestaat in de kerken van het Oosten een sterke drang om de verdeeldheden, welke de westerse zending daar teweeggebracht heeft, te overwinnen en tot oecumenische eenheid te geraken. Zo kwam de kerk van Zuid-India tot stand door de eenwording van Anglicanen, Presbyterianen, Congregationalisten en Methodisten. In vele landen bestaan nationale Christenraden, waarin de verschillende kerken en Christelijke verenigingen samenwerken. Het merendeel der jongere kerken is aangesloten bij de Wereldraad van Kerken. De zending krijgt thans op de meeste terreinen het karakter van samenwerking tussen oudere en jongere kerken; deze laatste hebben haar eigen bestuur en nemen de verantwoordelijkheid voor haar kerkelijk leven en voor de verbreiding van het Christendom in haar niet-Christelijke omgeving op zich, daarin bijgestaan door personele en materiële hulp van de zending, vooral voor de opleiding van predikanten, algemene opbouw van het kerkelijk leven, evangelisatie, lectuurvoorziening, jeugdwerk, medische en sociale arbeid e.d. De niet-Christelijke omgeving, waarin de jonge kerken verkeren, vereist een totale aanvat („comprehensive approach”) van het zendingswerk: prediking, onderwijs, medische en sociale zorg, economische verbetering. In vele landen van het Oosten is de godsdienstvrijheid thans in het geding.

Voor de zendingswetenschap zijn van betekenis: Gustav Warneck (kerstening van het volksleven), Julius Richter en K. S. Latourette (zendingsgeschiedenis), H. Kraemer (bijbels realisme als grondslag voor de zending, eenheid van kerk en zending), M. A. C.

Warren, W. Freytag en J. C. Hoekendijk (zendingstheologie, kerk en volk, „comprehensive approach”), J. Merle Davis (economische vraagstukken voor de jonge kerken).

De Nederlandse Zending werkt, behalve in Suriname, waar de Evang. Broedergemeente sinds 1735 onder de Creolen en Bosnegers evangelisatie en medische arbeid verricht, vrijwel uitsluitend in Indonesië en Nieuw-Guinea. In het begin van de 19de eeuw nam het Ned. Zend. Gen. de vroegere arbeid van de O.I.C. weer op in Ambon en de Minahassa. Op Java werkten Emde, Coolen en Jellesma, daarna vooral J.

Kruyt Sr te Modjowamo en in latere jaren dr B. M. Schuurman te Malang. De kerstening van Midden-Celebes werd begonnen door dr Alb. C. Kruyt en dr N.

Adriani. De Gereformeerde Kerken kozen Midden-Java (o.a. D. Bakker) en Soemba als haar arbeidsveld. Voorts werkten verschillende Ned. zendingscorporaties en kerken in Deli,opTimor, Z.O.- en Z.W.-Celebes, Bolaang Mongondow, Sangir en Talaud, Halmaheira, de Molukken; op Bali, waar de Zending aanvankelijk door het Ned.-Ind. gouvernement niet werd toegelaten, ontstonden Christen-gemeenten door de arbeid van Javaanse evangelisten. De Rijnse Zending (L.

I. Nommensen) werkte onder de Bataks op Sumatra en de Baseler Zending onder de Dajaks op Borneo. In Nieuw-Guinea was de arbeid der Utr. Zendingsver. sedert 1855 ca 50 jaar nagenoeg tevergeefs; daarna kwam een grote omkeer, waardoor thans ca 130 000 Papoea’s Christenen zijn.

Sedert de jaren ’30 zijn, inzonderheid door toedoen van dr H. Kraemer, in Indonesië verschillende zelfstandige kerken ontstaan: o.m. de Batakkerk op Sumatra (600 000 leden), de Soendanese kerk op West-Java (5000), de kerk van Midden-Java (25 000), de Oostjavaanse kerk (40000), de kerken van Borneo (20000), van Bali (2000), van Soemba (6500), van Midden-Celebes (80 000), van Sangir en Talaud (100 000) en van Halmaheira (30 000); die van de Minahassa (300 000), van Timor (200 000) en de Molukse kerk (200 000) hebben een bijzondere organisatorische band met de Prot. Kerk in Indonesië. Voorts zijn er de Chinese kerken, over verschillende gebieden van Indonesië verspreid. Te zamen zijn deze kerken verbonden in de Raad van Kerken in Indonesië, gevestigd te Djakarta. Het aantal Prot. Christenen in Indonesië bedraagt ruim 2 millioen (3 pct van de bevolking).

De zending steunt deze kerken, alsook de gemeenten in Nieuw-Guinea, door zendingspredikanten, artsen, verpleegsters, onderwijzers en sociale werkers te harer beschikking te stellen. Opleidingsinstituten voor predikanten zijn o.m. de Hogere Theologische School te Djakarta en de Middelbare Theol. Scholen, o.a. te Malang, Djokja en Makassar; voorts zijn er zgn. lagere opleidingsscholen voor voorgangers op verschillende terreinen. In Djakarta is een literatuurcentrum gevestigd.

De Nederlandse zendingsinstanties van de Ned. Hervormde, de Gereformeerde, de Lutherse en de Doopsgezinde kerken en van de Evang. Broedergemeente werken in menig opzicht samen en zijn verenigd in de Ned. Zendingsraad, gevestigd te Amsterdam. De vroegere zendingscorporaties (Ned. Zend.

Gen., Ned. Zendingsver., Utr. Zendingsver., Java-Comité, Sangir en Talaud Comité, Vrouwenzendingsbond) hebben in 1951 haar arbeid overgedragen aan de Ned. Hervormde Kerk, die de leiding ervan opdroeg aan de Raad voor de Zending dezer kerk; het Zendingsbureau is gevestigd te Oegstgeest. Op de Zendingshoge school der Ned. Herv.

Kerk
aldaar ontvangen zendingspredikanten hun opleiding in aansluiting aan hun universitaire theologische studie; ook worden cursussen gegeven voor andere zendingsarbeiders. Het Zendingscentrum van de Geref. Kerken is gevestigd te Baarn.

PROF. DR W. F. DANKBAAR

Lit.: Alg. Zendingsgeschiedenis: G. Warneck, Abrisz einer Gesch. der prot. Missionen (101913); K. S. Latourette, A History of the Expansion of Christianity, 7 vols (1939-1945); J.

C. Hoekendijk, De wereldzending in oorlogstijd (1946); C. M. van Asch van Wijck, Gods werk gaat door (1952). Indonesië en Nieuw-Guinea: H. D. J.

Boissevain, De Zending in Oost en West, 2 dln (1934, 1945); C. W. Nortier, Anderhalve eeuw zending (1947); C. W. Th. Baron van Boetzelaer van Asperen en Dubbeldam, De Prot.

Kerk in Ned. Indië (1947); K. J. Brouwer, Zending in een gistende wereld (1951). Zendingswetenschap: H. Kraemer, The Christian Message in a Non-Christian World (1947); Tambaram-Series, 7 vols (1939); H.

Scharer, Die missionarische Verkündigung auf dem Missionsfeld (1946); M. A. C. Warren, The Truth of Vision (1949); J. C. Hoekendijk, Kerk en volk in de Duitse Zendingswetenschap (1948); J.

Merle Davis, New Buildings on Old Foundations (1945); M. Searle Bates, Religious Liberty (1947); J. Verkuyl, Aspecten van het probleem der godsdienstvrijheid in Azië (1948); J. H. Bavinck, Zending in een wereld in nood, 4de dr. (1948, populair overz.).

Inwendige Zending

is een begrip dat dateert uit het midden van de vorige eeuw. Hoewel Wichern niet de eerste was die van Innere Mission sprak, heeft hij in Duitsland aan dit begrip op brede wijze inhoud en vorm gegeven. In vele landen heeft zijn voorbeeld stimulerend gewerkt. In Nederland is het de Réveil-kring geweest, die de eerste stoot gaf. Samenvattend zou men kunnen zeggen, dat Inwendige Zending is allerlei Prot. Christelijke arbeid, welke hetzij door kerkelijke organen, hetzij door verenigingen en stichtingen, al dan niet in naam en onder verantwoordelijkheid van de kerk, wordt gedaan, en er op gericht is geestelijke, zedelijke, maatschappelijke en lichamelijke noden en misstanden te voorkomen, te bestrijden en te lenigen.

In de na-oorlogse jaren is men bij het groeiend verantwoordelijkheidsbesef van de Kerk tot het inzicht gekomen, dat niet allereerst de drager van het werk -— kerk of vereniging — maar het doel, dat beoogd wordt — voorkoming en leniging van noden— bepalen moet wat tot Inwendige Zending behoort.

Het begrip Inwendige Zending als samenvatting van velerlei arbeid wordt thans in Nederland dikwijls opgesplitst in afzonderlijke benamingen voor de verschillende werkterreinen; in internationaal verband is het nog steeds een levendig begrip.

Het orgaan in Nederland, waar in interkerkelijk verband deze arbeid overkoepeld wordt, is de Centrale Bond voor Inwendige Zending en Chr. Maatschappelijk werk met aangesloten kerkelijke en verenigingsorganisatie op het gebied van evangelisatie, bevordering van geestelijk leven onder jongeren, zorg voor wezen, verwaarloosde jeugd en in zedelijk gevaar verkerenden, zorg voor ouden van dagen, vacantiekoloniën, rust- en herstellingsoorden, drankbestrijding e.d. Deze organisatie heeft o.m. een wetenschappelijke uitleenbibliotheek, inspecteurs voor de nazorg van gestichtspupillen, 21 opleidingscentra voor het diploma kinderbescherming en uitgave van evangelisatie-geschriften „De Lichtdrager”.

< >