pseudoniem van Mary Ann Evans, Engels schrijfster (Arbury Farm, Warwickshire, 22 Nov. 1819 - Londen 22 Dec. 1880), kreeg goed onderricht in Frans, Duits en muziek. Zij las veel, bewonderde vooral Scott.
Na de dood van haar moeder in 1836 deed zij voor haar vader het huishouden. In 1841 vestigde Evans zich te Coventry, dat reeds toen een levendige fabrieksstad was. De omgang met liberaal-denkenden, waaronder Unitariërs en vrienden van Robert Owen, bracht een algehele omkeer teweeg in Mary Ann’s Puriteinse wereldbeschouwing; ook haar karakter veranderde van schroomvallig in zelfbewust, wars van dogma’s en critisch. In 1846 verscheen van haar hand een veelgeprezen vertaling van Das Leben Jesu van D. F. Strauss*. In 1851 kwam zij aan de redactie van de Westminster Review en raakte zodoende bekend met leidende figuren als Herbert Spencer. Haar vriendschap voor G. H. Lewes leidde tot een vrij huwelijk, waarin beide partijen zich van hun beste kanten deden kennen. Zij ontwikkelde nieuwe werkkracht, vertaalde en begon in 1858 met Scenes of Clerical Life, onder pseudoniem, op te treden als romanschrijfster. Dit werk, evenals Adam Bede (1859) The MilI on the Floss (1860), en Silas Marner (1861) is vooral gebaseerd op jeugdherinneringen. Deze drie romans zijn haar beste en vooral aantrekkelijk door de fijne humor. Zij vertolken ook haar overtuiging, dat het kwaad altijd gestraft wordt, een gedachte, die in al haar werken te vinden is. Aanvankelijk waren er maar weinigen, die (zoals Dickens) het werk toeschreven aan een vrouw: er hoorde fijne intuïtie toe, om dóór de mannelijke stijl en intellectualiteit heen de vrouwelijke emotionaliteit te ontwaren. Na de dood van Lewes (1878) schreef zij niet meer en bezorgde alleen zijn nagelaten werk voor de pers. Op 6 Mei 1880 huwde zij een oud vriend van beiden, J. W. Cross, een bankier, reisde enkele maanden met hem door Europa en woonde tot haar dood in hetzelfde jaar te Londen.Bibl.: Feuerbach’s Essence of Christianity (1854), het enige boek onder haar eigen naam; Scenes of Clerical Life (1858); Adam Bede (1859); The Mill on the Floss (1860); Silas Marner (1861); Romola (1863); Felix Holt (1866); Middlemarch (1871); Daniël Deronda (1876); Impressions of Theophrastus Such (1879); Essays, verzameld door C. E. Lewes (1884). Poëzie (grotendeels niet geslaagd, maar aanvankelijk welwillend ontvangen): The Spanish Gypsy (1868; 4de dr., 1875); Agatha (1869); The Legend of Jubal and Other Poems (1869-1874).
Lit.: J. W. Cross, Life of G. E. (3 dln, 1884); Math. Blind, G. E. (Eminent Women Series, 1888); Oscar Browning, G. E. (Great Writers Series, 1890); Leslie Stephen, G. E. (English Men of Letters Series, 1902); Is. G. Mudge and M. E. Sears, A. G. E. dictionary (London 1924); Elizabeth Haldane, G. E. and Her Times (1927); P. Bourl’honne, George Eliot, Essai de biographie intellectuelle et morale (1933); G. Bullett, G. E., her life (1947); J. Bennett, G. E., her Mind and her Art (1948); J. de Jong in Groot-Nederland (1917, dl I); Allard Pierson in De Gids (1881, dl I).