Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Pieter nicolaas van kampen

betekenis & definitie

Nederlands bioloog (Amsterdam 30 Juni 1878 - Leiden 3 Juli 1937), was van 1906-1911 als zoöloog hoofd van het visserijstation te Batavia. Hij nam in 1910 deel als zoöloog aan een Duits-Hollandse grensexpeditie dwars door Nieuw-Guinea.

Na zijn terugkomst in Holland was hij van 1911-1916 assistent en later lector in de dierkunde te Amsterdam en van 1917 1931 hoogleraar in de dierkunde, vergelijkende anatomie en physiologie te Leiden.Bibl.: De Tympanaalstreek van den Zoogdierschedel, diss. (1904); Amphibia (Nova Guinea V 1906, IX 1909); Die Anheftung des Zungenbeins am Schädel bei Putorius putorius L. (Zool. Anz. 1907); De hulpmiddelen der zeevisscherij op Java en Madoera in gebruik (1910); De phylogenie van het haar (Handel. 18de Ned. Nat. Geneesk. Congres 1918); Parasphenoid und Basitemporalia der Säugetiere (Bijdr. t. d. Dierk. 22, 1922); Visscherij en vischteelt in Ned.

Indië (1922); Amphibia of the Indo-Australian Archipelago (1923); Die Rhizocephalen der Siboga-Expedition (1925; met Bosch ma); Leerboek van de vergelijkende ontleedkunde van de Vertebraten (1924; met Ihle, Nierstrasz en Versluys); Fauna van Nederland, afl. 3, Amphibia (1928; met J. Heimans), De geographische verspreiding der dieren (zoögeographie) (1929).

Lit.: H. Boschma, in Vakbl. v. Biologen XVIII, 1937, p. 221; Gedenkboek Athen, en Univ. Amsterdam (1932), p. 610; Jaarboek Leidsche Univ. 1937.

< >