Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 24-01-2022

Assistent

betekenis & definitie

noemt men:

1. een der geestelijken, die den priester of bisschop bij een kerkelijke plechtigheid bijstaan als subdiaken, diaken of priester;
2. de helper van een priester, die bij ontstentenis van dezen laatste de kerkelijke bediening vervult;
3. in sommige kloosterorden of -congregaties een der kloosterlingen, die met den generaaloverste het hoofdbestuur, of een der kloosterlingen die met den overste het bestuur van een klooster uitmaken.

Assistenten

bij de pauselijke troon zijn de R.K. prelaten, die als zodanig een ereplaats krijgen in de pauselijke stoet bij gelegenheid van canonisaties enz. en mogen plaats nemen op de treden van de pauselijke troon. Alle prelaten met de titel van Patriarch zijn van rechtswege assistenten bij de pauselijke troon: enigen van hen behoren tot een Oosterse ritus, wat in de stoet zelf uitwendig blijkt door hun Oosters gewaad. In het pauselijk Annuarium van 1931 worden verder een goede honderd-vijftig aartsbisschoppen en bisschoppen opgenoemd, waaronder de bisschoppen van Namen, Breda en ’s-Hertogenbosch, met het persoonlijk privilegie van: assistent bij de pauselijke troon.