(of Guinee) is een kustland in West-Afrika. De aardrijkskundige aanduiding Guinea of Guinee, die vroeger de Portugese zeevaarders aan de kust van West-Afrika van de Senegal tot aan de Oranjerivier toekenden, heeft zich meer en meer beperkt tot de Portugese bezittingen aan de Casamance en tot die tussen de Congo en de Koenene.
Het algemeen taalgebruik noemt de landen aan de Golf van Guinea, van Liberia tot Gaboen, Opper- of Noord- en die, verder naar het Z. gelegen tot de Koenene, Neder- of Zuid-Guinea. Toen de Portugezen het eerst tot de westkust van Afrika doordrongen, zochten zij de goudrijke Negerlanden ten Z. van de woestijn, die toen op de kaarten Ginya of Gineua, Ghenei, Gheuroa (Ginea der Portugezen) genaamd werden, een naam, die blijkbaar een omzetting van Djenné is. Men vindt hem het eerst op de kaart van 1531. Op de Catalaunische kaart van 1375 heet hij Gineua. Volgens Barbot heette een landstreek aan de Senegal Genahoa, en zo noemden de Portugezen het land, waar zij voor het eerst negers aantroffen en later ook ieder ander kustland verder oostwaarts, waar zij negers vonden. Opper-Guinea wordt dikwijls alleen Guinea genoemd. Dit grenst over een lengte van meer dan 3300 km in het Z. aan de Golf van Guinea, die in het N.O. de Baaien van Benin en Biafra vormt.
In een van deze laatste liggen de 4 Guinea-eilanden, waarvan Fernando Póo Annobón aan de Spanjaarden, Principe en São Thomé aan de Portugezen toebehoren. De kustzoom zelf is behalve in het O., waar zich de delta van de Niger uitbreidt, smal, wegens gebrek aan goede havens en sterke branding moeilijk bereikbaar, deels zandig, deels moerassig. De plantenwereld bereikt hier haar rijkste tropische ontwikkeling in West-Afrika, vnl. tussen de Niger en de Gaboen. Men vindt er een groot aantal reusachtige palmen (o.a. oliepalmen), Raphia soorten met bladeren van verbazingwekkende lengte, terwijl de tropische cultures van Indisch-Maleise of Aequatoriaal-Amerikaanse afkomst hier mogelijk zijn. Door de ligging onder en bij de equator is de hitte zeer groot (in de regentijd, meestal tussen Juni en Oct., enigszins getemperd). De harmattan, die er enige maanden uit het N.O. waait, brengt een grote droogte.
Het klimaat aan de kust is ongezond en voor een vreemdeling zeer gevaarlijk; de daarachter gelegen bergstreek heeft een zachte, zuivere en gezonde lucht. Deze met bos begroeide en over het geheel vruchtbare gewesten zijn dichtbevolkt met groepen, die men in Stranden Berg-Negers onderscheiden kan. De eersten zijn ten gevolge van de slavenhandel en van de omgang met Europeanen ontaard en bedorven, de laatsten daarentegen veel krachtiger en beter ontwikkeld, maar ook onafhankelijker.De afzonderlijke kuststreken zijn, wanneer men Guinea, op Portugese wijze, tot aan de N.W.-kust uitbreidt: Portugees Guinea met de Bissagoseilanden, tussen de Casamance en Gompony; Frans Guinea, sedert 1893 de officiële benaming voor Rivières du Sud; Sierra Leone, een Engelse kolonie, tot de Manoh; de Peperkust of ook Kroe-kust, tot Kaap Palmas, met de negerrepubliek Liberia; de Ivoorkust, bijna geheel Frans; dt Goudkust Engels, tot de Rio Volta; de Slavenkust of Beninkust, thans ook wel Palmoliekust geheten, tot de Nigerdelta met een klein deel van de Engelse kolonie Goudkust, vroeger Duits Togoland, thans Engels en Frans mandaat, Frans Dahomey en Engels Lagos; het Olierivierengebied met de Niger en Galabar, omvattend het Engelse Nigeria en het vroeger Duitse Kameroen, thans grotendeels Frans mandaat. Tot Kaap Lopez volgen de Spaanse kolonie Rio Muni en een deel van Frans Kongo. Tot Neder-Guinea behoren het overige gedeelte van Frans Kongo, de kleine kustzoom van Belgisch Kongo en de kusten van Loanda, Benguella en Mossamedes, tot de Portugese kolonie Angola behorend. Zie verder de afzonderlijke artikelen.
H. A. BOMER