Nederlands wiskundige en dichter (Diemermeer 5 Nov. 1764 - Leiden 14 Nov. 1794), toonde vroeg een voortreffelijke aanleg en werd door enige ingezetenen van Amsterdam in staat gesteld om te studeren. Eerst bezocht hij het athenaeum aldaar, doch na verdedigen van een verhandeling over Musonius vertrok hij naar de hogeschool te Leiden.
Daarna werd hij door de Admiraliteit te Amsterdam benoemd tot lid van een commissie voor het bepalen der lengte op zee en het verbeteren der zeevaartkunde en in 1789 werd hij lector in de wis-, sterren- en zeevaartkunde te Amsterdam en in 1793 hoogleraar te Leiden. Als dichter is hij vooral bekend gebleven door zijn gedichten Orion en Ter gedachtenis aan mijn echtgenoote.Bibl.: Zeevaartkunde (1793, waarvan slechts het eerste deel verscheen); Gedichten (1788); Gedichten en redevoeringen (1824); Nagelaten gedichten (1797, herdr. 1816, 1827, met levensbericht).
Lit.: Gedenkboek v. d. Univ. v. Amsterdam (1932), Aanhangsel.