Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Pieter de GROOT

betekenis & definitie

(Rotterdam 28 Mrt 1615 - Boekenrode bij Haarlem 2 Juni 1678), was de zoon van Hugo de Groot*, die hij naar Parijs volgde. In 1628 werd hij naar Holland gezonden voor zijn verdere ontwikkeling en studeerde te Leiden en te Amsterdam.

In 1638 vestigde hij zich als advocaat te ’s-Gravenhage, in 1648 ging hij over naar de diplomatie, toen hij resident werd van verschillende buitenlandse vorsten, o.a. van de keurvorst van de Palts. In 1660 werd hij pensionaris van Amsterdam, waardoor hem de toegang geopend werd tot de vergaderingen der Staten van Holland en Staten-Generaal. In 1667 werd hij als pensionaris ontslagen, omdat de Amsterdamse regering hem beschouwde als te veel een beschermeling en handlanger van De Witt. De Staten-Generaal benoemden hem nu voor de tijd van 3 jaar tot ambassadeur aan het hof van Karel XI, koning van Zweden. In 1670 werd hij benoemd tot ambassadeur aan het hof van Lodewijk XIV, terwijl de regering van Rotterdam hem tot pensionaris koos (voor dit ambt bedankte hij voorlopig). Te Parijs toonde hij enige kwaliteiten, maar hij mag niet gerekend worden tot de kundige diplomaten.

Reeds in de zomer van 1671 vroeg hij zijn ontslag. Nadat de Fransen in 1672 Nederland voor een deel bezet hadden, werd hij met Odijk en Van Gendt afgevaardigd naar Lodewijk XIV te Keppel om over vrede te onderhandelen. Hij had in dit gezantschap de leiding en ging in zijn aanbiedingen zeer ver, maar raadde ten slotte toch de zeer vernederende voorwaarden van de koning niet te accepteren. Inmiddels was de volkshaat in Nederland tegen hem opgewekt; dientengevolge vertrok hij met zijn gezin naar Antwerpen, ging verder naar Keulen en keerde eerst in 1674 in Nederland terug. Hier werd hij gedaagd voor het Hof van Holland, beschuldigd van hoogverraad, doch hij werd 7 Dec. 1676 vrijgesproken. Daarna leefde hij nog enige tijd op zijn buitenplaats Boekenrode bij Haarlem. Hij heeft verschillende Nederlandse gedichten vervaardigd, terwijl hij zich zeer verdienstelijk heeft gemaakt door de uitgave der Opera theologica van zijn vader.

Lit.: M. v. Leeuwen, Het leven van Pieter de Groot, dl I (Utrecht 1917); NieuwNed. Biogr. Woordenb.,dlX (Leiden 1937).

< >