Vlaams schrijver (Antwerpen 13 Nov. 1909), leraar te Antwerpen, had een belangrijk aandeel in de actie van de tijdschriften Vormen (1936-1940) en Golfslag (1946-1950), waar hij mederedacteur van was, en is een van de vooraanstaande figuren van „De Tafelronde” (sedert 1953), in de stijl van de Vormen-poëzie publiceerde hij verscheidene zuiver gestileerde en gevoelige elegische bundels, waarin het liefdesmotief zich in een subtiel neo-impressionnisme hulde. Sedert 1940 zoekt hij naar een meer ethisch verantwoorde, dichter bij de tijdscontingenties aansluitende poëzie.
Hij is ook een zeer belezen en temperamentvol essayist. DR R. F. LISSENSBibl.: Poëzie: Verzen en kwatrijnen (St-Amandsberg 1935); Het blanke waaien (Mechelen 1937); Elegische hymnen (ibid. 1937); Atmosfeer (ibid. 1939); De loutering (ibid. 1940); Zang in de landouw (Oude-God 1941); Evenwicht (Mechelen 1941); Nieuwe verzen en kwatrijnen (Mechelen 1942); Het aardsch bedrijf (Brussel 1943); Tussen twijfel en traan (Antwerpen 1949), Roman: Een kringloop. Kronijk van een gezin (Antwerpen 1938). Essay: Hedendaagsche Vlaamsche romanciers en novellisten (Mechelen 1935); Maurice Gilliams (Antwerpen 1947); Schets der sociale achtergronden van de hedendaagse Vlaamse roman (ibid. 1951)
Lit.: B. Ranke, Proefvluchten boven den Parnassus (Antwerpen 1941); A. Westerlinck, Luister naar die stem (Brugge 1942).