Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

OSIRIS

betekenis & definitie

één der belangrijkste Egyptische goden, voorgesteld in menselijke gedaante. Zijn attributen zijn: de herdersstaf en de zgn. gesel, die uit Boesiris* afkomstig schijnen te zijn, en de hoge, witte kroon met twee veren; dikwijls wordt hij eng omwikkeld als een mummie voorgesteld.

De mythe van Osiris is als samenhangend geheel slechts bekend uit de verhandeling van Plutarchus, De Iside et Osiride, waarvan echter talrijke trekken door de Egyptische bronnen bevestigd zijn. Zij luidt als volgt: Osiris was, evenals de oudere Horus*, Seth*, Isis* en Nephthys*, een kind van de aardgod Geb* en de hemelgodin Noet*. Osiris, koning geworden, leerde de Egyptenaren de beschaving, landbouw, wetten enz. Daarna trok hij de wereld rond, overal beschaving brengend, veroverend minder door geweld dan door rede en muziek. Tijdens zijn afwezigheid hield zijn zuster en gemalin Isis nauwlettend toezicht, na zijn terugkeer echter spande Seth met 72 volgelingen tegen hem samen. Seth liet een kist maken, passend voor de lengte van Osiris en bij gelegenheid van een feest beloofde Seth de prachtig versierde kist te zullen schenken aan degene, die er in paste.

Toen Osiris de proef nam, stortten allen zich op de kist en sloten deze hermetisch, waarop zij in de Nijl geworpen werd en naar zee dreef. Isis ging nu, gekleed in rouwgewaad en jammerend het lijk zoeken, dat zij ten slotte in Byblos vond, waar de kist, opgesloten in een boomstam, zich in een tempel bevond. Het gelukte haar deze te verwerven en zij nam haar mede en verborg haar op een veilige plaats. Seth echter ontdekte het lijk, sneed het in 14 stukken, die hij verstrooide. Isis zocht deze weer op en begroef de stukken, waar zij ze vond. Daarom konden verschillende steden zich op het bezit van relikwieën van Osiris beroemen.

Slechts de phallus werd niet gevonden; deze was in de rivier geworpen en door de vissen opgegeten. Intussen had Osiris na zijn dood een zoon verwekt, Horus, die, door Isis zorgvuldig tegen Seth beschermd, opgroeide en volwassen geworden zijn vader wreekte en Seth overwon.De mythe en de figuur van Osiris zijn vol problemen. Sommigen menen er historische herinneringen in te vinden en de mythe in politieke geschiedenis te kunnen vertalen. Anderen zien in Osiris allereerst een god van het natuurleven, dat sterft en herleeft, hetzij van de Nijl, hetzij van het graan. Nog weer anderen menen deze beide opvattingen te kunnen verzoenen door te wijzen op de invloed die bij vele volken de levende (en de dode) koning uitoefent op het gedijen in de natuur. Hier moet volstaan worden met het noemen dezer opvattingen, die zich alle op Egyptische teksten beroepen kunnen. Het is, hoe men het ook verklaren wil, zeker dat Osiris reeds vroeg vereerd werd als god van de Nijl-overstroming en van het koren, zelfs wel van de aarde.

Ook met de maan, het hemellichaam waaraan bij uitstek de verschijnselen van sterven en herleven zijn waar te nemen, werd hij vereenzelvigd. Aan de andere kant werd hij beschouwd als de dode koning, wie de levende koning, Horus, het offer brengt enz. Men wees zijn graf in Abydos*. Iedere dode koning wordt met hem vereenzelvigd, die als koning van de onderwereld daar heerst over de afgestorvenen, die na het dodengericht voor hem geleid worden. Later wordt deze voorstelling gedemocratiseerd: alle doden heten nu Osiris, dat als een soort titel voor hun naam geplaatst wordt: Osiris N. N.

Werd zo ieder mens na zijn dood een Osiris, ook tijdens het leven trachtte men door de viering van mysteriën, waarbij o.a. de geschiedenis van Osiris als drama werd opgevoerd, deel te krijgen aan zijn dood en opstanding. Vooral in de late tijd waren deze mysteriën beroemd, maar reeds uit vroege tijd bezitten wij getuigenissen omtrent hun bestaan.

PROF. DR A. DE BUCK

Lit.: J. G. Fraser, Adonis, Attis, Osiris (3de dr., 1914); H. Schäfer, Die Mysterien des Os. in Abydos unt. König Sesostris III (= Unters, z. Gesch. u.

Altertumskunde Aegyptens, Bd 4, Leipzig 1904); K. Sethe, Urgesch. u. älteste Religion d. Aegypter (1930); W. B. Kristensen, Over de viering der Osiris-mysteriën (Versl. enz. Kon.

Ak. v. Wet., Afd. Lett., 5de reeks, dl II, 1916); Th. Hopfner, Plutarch über Isis und Osiris (Prag 1940-1941); H. Kees, Der Götterglauben im alten Ägypten (1943).

< >