een door balseming tegen bederf bewaard lijk. De naam is afgeleid van het Arabische woord mumiya, d.i. bitumen, een asfaltachtige massa, waarmee de Egyptenaren, naar het heette, hun mummies gebalsemd hadden.
Slechts deze kunstmatig behandelde lijken mag men dus eigenlijk mummies noemen en niet de door natuurlijke oorzaken bewaarde lijken, zoals bijv. de door droogte bewaarde lijken in de Sahara en Peru of ook wel door andere oorzaken niet tot ontbinding overgegane lijken, die men bijv. in de dom te Bremen, op de grote St Bemard, in Nederland in Wiewerd (bij Sneek) vindt. Ofschoon de Egyptenaren de mummificatie niet altijd gekend hebben en zeer oude godsdienstige teksten nog van de veronderstelling uitgaan, dat het dode lichaam uitéénvalt, vinden wij toch reeds in het begin der historische periode sporen van gemummificeerde lichaamsdelen. Zeker werd deze kunst toen echter nog veel minder volmaakt beoefend dan later. Uit de Grieks-Romeinse tijd hebben wij uitvoerige berichten van klassieke auteurs over deze kunstbewerking, berichten, die door het onderzoek van vele mummies bevestigd zijn. Zij vertellen (Herodotus II, 85, Diodorus 1,91), dat er drie methoden bestonden. Bij de duurste manier werden de hersenen met een haakje door de neusgaten naar buiten gehaald.
Door een snede in de zijde werden de ingewanden verwijderd, waarna de buikholte gereinigd en met myrrhe en andere welriekende stoffen gevuld werd en vervolgens dichtgenaaid. Dan werd het lijk 70 dagen lang in een natronbad gelegd. Daarna werd het gewassen en in linnen windsels gezwachteld.Een goedkopere methode was de ingewanden niet weg te nemen, doch de buikholte met cederolie te vullen en daarna het lijk in een natronbad te leggen. De cederolie heeft dan later de ingewanden geheel opgelost. Bij de goedkoopste methode werd de bewerking tot een minimum (het natronbad) beperkt. Het hart liet men in de mummie, ofschoon uit het gebruik een scarabee op de plaats van het hart te leggen en uit enkele oude teksten blijkt, dat men het in de oudste tijd uit het lijk verwijderde en door die scarabeeën verving. De verdere ingewanden zette men afzonderlijk bij in de zgn. Kanopenkruiken.
Deze bewerking van de mummie was een godsdienstige handeling en de man, die de snede in de zijde verrichtte en dus eigenlijk het lijk schond, moest weglopen, terwijl zijn helpers hem vervolgden. Wanneer de mummie gereed was, moesten lange godsdienstige ceremoniën, de Mondopeningsplechtigheden, de mummie in het bezit van de verschillende levensfuncties stellen. Met op de borst gekruiste handen werd de mummie in de kist gelegd, die in later tijd vaak ook mummievormig was. Deze binnenste kist kan dan verder in een „nest” van andere kisten staan. Op de mummie legde men vaak amuletten, kralen netten enz., op het gezicht een afzonderlijk mummiemasker. Bepaalde lichaamsdelen (oogleden, lippen enz.) werden soms verguld: goud is symbool van onvcrgankeHouten doodkist van een mummie Ijikheid en leven Ook (18de-20ste dynastie) gestorven heilige dieren werden gemummificeerd. Voor vele museumbezoekers is Egypte nog allereerst het land der mummies: van mensen, ibissen, valken, katten, apen, slangen, krokodillen, vissen enz.
PROF. DR A. DE BUCK
Lit.: E. A. Walles Budge, The Mummy (1925); Elliot Smith, History of Mummification in Egypt (1910); Idem, Egyptian Mummies (1924); K. Sethe, Zur Gesch. d. Einbalsamierung bei den Aegyptern und einiger damit verbundencn Brauche (1934) .