is de naam van een Egyptische godin, wier naam eigenlijk „zetel, troon” betekent. Met de afbeelding van een troon schrijft men dan ook haar naam en dikwijls wordt de godin voorgesteld met deze hiëroglyph op het hoofd.
Misschien was zij oorspronkelijk een personificatie van de troon. Het bekendst is zij als de gemalin van Osiris en moeder van Horus, met wie zij een centrale plaats in de Egyptische godsdienst inneemt. Zij werd dan ook op vele plaatsen vereerd; de bekende tempel van Philae is bijv. aan haar gewijd. Zij was het die om haar vermoorde gemaal treurde, hem zocht en vond, en hem met haar vleugels lucht en leven toewaaide en door haar nooit falende toverspreuken uit de dood opwekte. Daarna ontving zij bij hem haar zoon Horus, die zij in de eenzaamheid van de Deltamoerassen grootbracht en tegen de lagen van Seth beschermde, totdat hij, volwassen geworden, de dood van zijn vader kon wreken. In later tijd wordt haar betekenis steeds groter en wordt zij een universele godin, die vader en zoon en de andere Egyptische goden volkomen overvleugelt.
Zij is één der Egyptische goden geweest, die in het syncretisme van de Grieks-Romeinse tijd ver buiten Egypte vereerd werden. Overal in het Romeinse rijk vierde men haar mysteriën. Haar mythen werden daarbij door „de intellectuelen” sterk vergeestelijkt, zoals wij bijv. weten door een boekje, dat Plutarchus Over Isis en Osiris heeft geschreven. Een levendige schildering van een groot Isisfeest in de haven van Korinthe geeft Apuleius in zijn boekje Metamorphosen, waarin hij ook een opzettelijk duister verslag geeft van zijn eigen inwijding in de Isismysteriën.Lit.: Voor de Eg. Isis zie J. Vandier, La religion égyptienne (Coll. Mana), Paris 1944 m. voll. lit. opg.; voor Isis in de Hell.Rom. tijd: A. Rusch, de Serapide et Iside in Graecia cultis (1906); J. Toutain, Les cultes palens dans 1’empire romain (1907); W.
Drexler, in W. Roscher, Ausf. Lex, der gr. und röm. Mythol. II, i (1890-’94), 360-548; F. Cumont, Les reiigions orientales dans le paganisme romain (Paris 4 1929); A.
Alfölde, A Festival of Isis under the Christ. Emperors of the IVth Century (Budapest - Leipzig !937); W. Wittmann, Das Isisbuch d. Apuleius (Stuttgart 1938); H. Kees, Der Gottesglauben im alten Ägypten (1941); A. Dewandel, Gesch. v. d.
Isis-cultusin het Westrom. Rijk, diss. Leuven (1943); G. Vandebeek, Crit. studie op de voornaamste bronnen v. d. hellen. Isis-cultus, diss. Leuven (1943); Idem, De interpretatio graeca v. d.
Isis-figuur (Leuven 1946); A. Pollet, Le syncrétisme de la déesse égypt. Isis d’après les auteurs gr. et lat., diss. Louvain (1945).