Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Organisatie der VERENIGDE NATIES

betekenis & definitie

(Eng.: United Nations Organisation, afgekort U.N.O.; Frans: Organisation des Nations Unies, afgekort O.N.U.) is de naam van een internationale organisatie tot handhaving van vrede en veiligheid, opgericht te San Francisco 26 Juni 1945 en in de plaats getreden van de Volkenbond.

Geschiedenis.

Het voorbereidende werk kwam tot stand, behalve op het nationale plan (in het bijzonder in het Am. Department of State: zie onder de Ut.), op de Conferentie van Dumbarton Oaks, op die te Jalta (wat betreft het onderdeel van de stemmingsprocedure in de Veiligheidsraad) en op de Conferentie der Ver. Naties nopens Internationale Organisatie. Laatstgenoemde, de grootste inter-gouvernementele conferentie ooit gehouden, was samengesteld uit de vertegenwoordigers van de staten, die vóór 1 Mrt 1945 de oorlog hadden verklaard aan Duitsland of Japan en de zgn. Verklaring van de Ver. Naties van 1 Jan. 1942 aanstonds of naderhand hadden getekend.

Zij werd op 25 Apr. 1945 geopend; latere uitnodigingen brachten het aantal deelnemende regeringen op 50. Als Uitnodigende Mogendheden traden op de Vier van Dumbarton Oaks; de Voorlopige Regering van Frankrijk weigerde mede als zodanig op te treden. De voorstellen van de Uitnodigende Mogendheden zijn, soms onder pressie van die zijde, door de Conferentie dikwijls gevolgd en de grote lijnen van Dumbarton Oaks in stand gebleven. Het resultaat is neergelegd in het Handvest (Charter) van de Ver. Naties, tellende 111 artikelen en opgesteld in vijf officiële teksten — Chinees, Frans, Russisch, Engels en Spaans — die gelijkelijk authentiek zijn.

Algemeen karakter.

Hoewel het de oorspronkelijke gedachte is geweest bij de oprichting van de nieuwe wereldorganisatie met een schone lei te beginnen en er voor onderdelen nieuwe namen zijn ingevoerd, zijn de Ver. Naties toch een voortzetting van de Volkenbond geworden. Ondanks de belangrijke verschillen is de Organisatie, evenals de Volkenbond, een instelling tot vrijwillige samenwerking tussen souvereine staten; de staten zijn vrij om toelating te vragen en in de practijk ook om uit te treden; de organen bestaan over het algemeen uit vertegenwoordigers van regeringen; bepaalde leden hebben een bevoorrechte positie en ieder lid is vrij om het Handvest naar eigen inzicht te interpreteren, zonder volgens dit Handvest zich daarbij te moeten onderwerpen aan een onafhankelijk rechterlijk gezag. Op één algemeen punt echter gaat de Organisatie iets verder dan de Volkenbond in de richting van een boven-statelijk geheel, in zover het Handvest van San Francisco het nemen van besluiten bij meerderheid van de stemmen der Leden in beginsel aanvaardt.

Doeleinden en beginselen.

Behalve de directe handhaving van internationale vrede en veiligheid door vreedzame bijlegging van geschillen en door gemeenschappelijke maatregelen tegen bedreigingen van en inbreuken op de vrede, noemen de Préambule en Hoofdstuk I een verscheidenheid van onderwerpen, welker behartiging door de Organisatie aan haar hoofddoel indirect ten goede kan komen: grondrechten van de mens, economische en sociale vooruitgang, vraagstukken van culturele of humanitaire aard, zelfbeschikking der volken. Dit positieve element der internationale samenwerking is in het Charter nog duidelijker naar voren gebracht dan in het Volkenbondsverdrag. De beginselen, volgens welke de Organisatie werkt, worden in het belangrijke art. 2 opgesomd.

O.a. wordt daar het gebruik van geweld (anders dan uit duidelijke zelfverdediging) in de internationale betrekkingen van de Leden op twee wijzen uitgesloten: positief door het voorschrift, dat geschillen langs vreedzame weg moeten worden beslecht, zodat o.a. gewapende represailles voor leden voortaan verboden zijn, en negatief door het verbod van bedreiging met of gebruik van geweld tegen de territoriale onschendbaarheid of politieke onafhankelijkheid van enige staat — dus ieder internationaal geweld ook afgezien van oorlog. Deze voorschriften zijn van verdere strekking dan de corresponderende van het Volkenbondverdrag. Belangrijk is ook het beginsel, dat de Organisatie niet tussenbeide mag komen in zaken die in wezen binnen de uitsluitende bevoegdheid van enige staat vallen, behoudens toepassing van dwangmaatregelen wegens bedreigingen van en inbreuken op de vrede en daden van agressie.

De onzekerheid van ieder der hier gebruikte termen ondanks de fundamentele betekenis van het voorschrift, alsmede het feit, dat voor de interpretatie geen rechterlijke instantie verplicht is aangewezen, hebben in de practijk reeds grote moeilijkheden gegeven, telkens wanneer organen der Ver. Naties zich met aangelegenheden bezig hielden, die door de betrokken staat, als van interne aard, uitgesloten werden geacht. De behandeling van de Indonesische kwestie is een der vele voorbeelden van de geschapen onzekerheid.

Lidmaatschap.

Naast de oorspronkelijke leden kunnen naderhand staten tot het lidmaatschap worden toegelaten. Aangezien de Organisatie universeel beoogt te zijn, zijn er geen andere eisen gesteld dan vredelievendheid en bereidheid en bekwaamheid om de verplichtingen uit het Handvest na te komen. De beoordeling daarvan ligt echter bij politieke organen, nl. de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad, zodat opportuniteit en eigen appreciatie der leden de toelating feitelijk bepalen. Het Internationale Gerechtshof heeft desgevraagd een strikte uitlegging van het Handvest op dit punt gegeven, maar verscheidene staten hebben lange tijd op toelating moeten wachten om andere redenen dan het niet voldoen aan de strikte eisen van het Handvest. Daar de toelating door de Alg. Vergadering afhankelijk is gesteld van een aanbeveling van de Veiligheidsraad, kan elk van de vijf permanente leden door zijn veto een toelating verhinderen. Tot schorsing en uitsluiting van het lidmaatschap wordt op dezelfde wijze besloten.

Algemene Vergadering

(Assemblee). In dit lichaam zijn alle leden vertegenwoordigd. Zij kan alle zaken binnen het kader van het Handvest en binnen de bevoegdheid van enig orgaan bespreken en daarover, zolang de zaak niet juist voor de Veiligheidsraad is, aanbevelingen doen. Zij kan het initiatief nemen tot studies en aanbevelingen doen nopens onderwerpen van internationale samenwerking; aldus heeft de Alg. Vergadering bij resolutie van 21 Nov. 1947 het statuut vastgesteld van een Commissie voor de geleidelijke ontwikkeling en de codificatie van het internationale recht en bij resolutie van 10 Dec. 1948 de Universele Declaratie van de rechten van de mens aangenomen. Zij kan toezicht uitoefenen op de werkzaamheden van de andere organen, in het bijzonder door de behandeling van de rapporten daarvan en het doen van aanbevelingen naar aanleiding daarvan.

Deze bevoegdheid wordt versterkt door de taak om de begroting van de Organisatie vast te stellen. Voorts is de Alg. Vergadering betrokken in de verkiezing van nieuwe leden van andere organen. Ten slotte zijn wijzigingen van het Handvest afhankelijk van de goedkeuring van de Alg. Vergadering. Zij besluit bij meerderheid van stemmen; over belangrijke vragen echter bij twee-derden-meerderheid.

Zij komt bijeen in gewone jaarlijkse zittingen en in bijzondere zittingen voor bijzondere omstandigheden gelijk in Apr.-Mei 1947 en 1948 ter zake van Palestina. Zij pleegt het werk te verdelen over een zestal comité’s en beschikt voorts over een aantal andere door haar ingestelde hulporganen. Te noemen valt het Interim Committee, ook bekend als Kleine Assemblée, voor het eerst ingesteld door de 2de Alg. Verg. ten einde in de tijd tussen de gewone zittingen de lopende politieke zaken in behandeling te nemen. Ieder lid kan in dit lichaam slechts één vertegenwoordiger hebben, tegen vijf in de Alg. Verg.

De instelling van het Interim Committee moet gezien worden in de lijn van het streven van de meerderheid naar een belangrijker functie van de Alg. Verg. op het gebied van vrede en veiligheid, sedert de Veiligheidsraad door het veto-recht verlamd bleek.

De Veiligheidsraad.

Deze bestaat uit vijf permanente leden, in het Handvest limitatief opgesomd, nl. China, Frankrijk, de Sovjet-Unie, Groot-Brittannië en de V.S., en zes voor twee jaar door de Alg. Vergadering verkozen leden. De verkiezing geschiedt met inaanmerkingneming van ieders bijdrage tot handhaving van vrede en veiligheid en van een „rechtvaardige aardrijkskundige verdeling”. (Deze formule keert geregeld in verband met de samenstelling van organen terug.) Ieder lid van de Raad heeft één vertegenwoordiger, die steeds beschikbaar zal zijn, aangezien het lichaam, wegens de aard van zijn taak, in staat moet zijn bij voortduring te functionneren. De Veiligheidsraad heeft de „primaire verantwoordelijkheid” voor de handhaving van internationale vrede en veiligheid en zijn besluiten daartoe moeten door de leden van de Ver. Naties worden opgevolgd.

Het Handvest onderscheidt hierbij twee wijzen van optreden, al naar de ernst en de urgentie van het geval. Hoofdstuk VI regelt het vreedzame beslechten van geschillen, waarvan het voortduren waarschijnlijk de vrede en veiligheid in gevaar zal brengen, en het onderzoeken van toestanden, die tot wrijving of tot een geschil aanleiding zouden kunnen geven. Het optreden is hier bovenal bemiddelend en verzoenend door middel van aanbevelingen. Hoofdstuk VII daarentegen regelt het optreden wegens bestaande bedreigingen van de vrede, inbreuken op de vrede, en aanvalsdaden, in welk geval ook bindende besluiten kunnen worden genomen van verre strekking met inbegrip van dwangmaatregelen, zoals verbreking van economische en diplomatieke betrekkingen, en voorts de militaire middelen, die aan de Raad ter beschikking mochten staan. De bijdrage van ieder der Leden tot de militaire dwangactie wordt bij bijzondere overeenkomst geregeld; plannen voor het gebruik van wapengeweld worden door de Veiligheidsraad gemaakt met bijstand van een Generale Staf Comité, bestaande uit de Chefs van de Staven van de permanente leden. Noch overeenkomsten, noch plannen van deze aard zijn in de practijk echter tot stand gekomen.

De Raad neemt zijn besluiten met een meerderheid van zeven van de elf leden over zaken van procedure; gaat het om andere zaken (men spreekt wel van „substantiële” kwesties), dan moeten zich onder deze meerderheid de vijf vóór-stemmen van de permanente leden bevinden (art. 27). Dit is de befaamde regeling, door de mogendheden te Jalta overeengekomen, door velen te San Francisco gecritiseerd, maar ten slotte in erkenning van de politieke realiteit aanvaard. Van het zgn. vetorecht is aanstonds een onverwacht groot gebruik gemaakt, met name door de Sovjet-Unie en de haar steunende Leden. Verzachtingen zijn aanbevolen, o.a. door het begrip „zaken van procedure” ruim te nemen. Voorts heeft zich, in strijd met de letter en de bedoeling van art. 27, in de Veiligheidsraad de vaste practijk ontwikkeld, dat onthouding geen tegenstem en geen veto oplevert. De belangrijke resolutie van 27 Juni 1950, waarbij de aanval op Zuid-Korea werd gekenmerkt als een inbreuk op de vrede en waarmee militaire maatregelen tot herstel van de vrede volgens Hoofdstuk VII werden ingeleid, werd zelfs aangenomen verklaard bij afwezigheid van het permanente lid, de SovjetUnie; afwezigheid werd met onthouding gelijkgesteld.

Niettemin heeft de ontoereikende besluitvorming in de Veiligheidsraad de neiging bevorderd om de typische taak van dit lichaam, in tegenstelling tot de functieverdeling volgens het Handvest, naar de Alg. Vergadering te verplaatsen. De instelling van het Interim Committee was daarvan al een teken; voorts geeft de resolutie van de Alg. Vergadering van 3 Nov. 1950 „Uniting for Peace” een regeling, waarbij dit orgaan collectieve maatregelen kan aanbevelen bij inbreuken op de vrede en aanvalsdaden, indien de Veiligheidsraad door gebrek aan eenstemmigheid der permanente leden zijn primaire verantwoordelijkheid niet kan vervullen.

Onder de taken van de Raad in het belang van vrede en veiligheid vermeldt het Handvest nog het in het leven roepen van een stelsel voor de regeling van bewapeningen; de Raad heeft hierbij de bijstand gehad van de Commissie voor de Atoomenergie, ingesteld bij resolutie van de Alg. Verg. van 24 Jan. 1946 en van de Commissie voor de Conventionele wapeningen, ingesteld bij res. van de Veiligheidsraad van 13 Febr. 1947

Regionale regelingen en organisaties.

Aan deze vorm van handhaving van internationale vrede en veiligheid is in het Handvest meer aandacht besteed dan in het Volkenbondsverdrag, mede hierdoor, dat ten tijde van de Conferentie van San Francisco reeds het inter-Amerikaanse vredesstelsel en de Liga van Arabische staten in werking waren. Zulke organisaties mogen echter niet tot dwangactie overgaan zonder machtiging van de Veiligheidsraad. Ten gevolge van de bekende moeilijkheden in de Raad heeft men er naar gestreefd dat lichaam voorbij te gaan door bij de vorming van de latere bondgenootschappen van het Verdrag van Brussel van 17 Mrt 1948 en van het Noordatlantische Verdrag van 4 Apr. 1949 de daarin vervatte onderlinge bijstandverplichtingen te baseren op art. 51 van het Handvest. Daarin wordt erkend het „natuurlijke recht tot individuele of collectieve zelfverdediging”, indien een gewapende aanval plaats vindt tegen een Lid van de Ver.. Naties, totdat de Veiligheidsraad de nodige maatregelen zal hebben genomen. De ontwikkeling in vredestijd van een machtig lichaam als de Noordatlantische Verdrags Organisatie op genoemde formele basis, is wederom een groei, die de makers van het Handvest zich niet hebben voorgesteld.

Economische en sociale samenwerking.

Deze wordt in het Handvest duidelijk aangewezen als grondslag van vreedzame en vriendschappelijke internationale betrekkingen, een erkenning van het nuttige werk hier reeds door de Volkenbond verricht. Gespecialiseerde organisaties, reeds op dit gebied werkzaam, worden in verband met de Ver. Naties gebracht, bijzonderlijk door middel van overeenkomsten. De eerste van deze werd gesloten met de Intern. Arbeids Organisatie. Ook kan van de Ver. Naties initiatief uitgaan tot het oprichten van dergelijke organisaties door staten; het eerste geval is geweest dat van de Wereld Gezondheids Organisatie.

De verantwoordelijkheid voor het werk van de economische en sociale samenwerking berust, onder het gezag van de Alg. Vergadering, bij de Economische en Sociale Raad, bestaande uit 18 leden van de Ver. Naties (ieder lid één vertegenwoordiger) verkozen voor drie jaar door de Alg. Vergadering. Tot de functies en bevoegdheden van de Raad behoren: het maken van studies en rapporten en het doen van aanbevelingen nopens internationale, economische, sociale, culturele, opvoedkundige, hygiënische en aanverwante zaken, het doen van aanbevelingen nopens de rechten van de mens, het voorbereiden van ontwerp-verdragen over al deze onderwerpen, het bijeenroepen van internationale conferenties, het regelen en coördineren van de samenwerking met de gespecialiseerde organisaties en het regelen van overleg met niet-officiële organisaties. In de veelzijdigheid van deze taak wordt de Raad o.a. bijgestaan door een reeks van functionele en regionale commissies. Besluiten van de Raad worden genomen bij eenvoudige meerderheid van de aanwezige en stemmende leden.

Trustschapsstelsel.

Dit stelsel vertoont grote overeenstemming met het mandatenstelsel van de Volkenbond, z trustschapsstelsel en mandaatgebieden.

Het Secretariaat

bestaat uit de Secretaris-Generaal als hoogste administratieve ambtenaar van de Organisatie en het verder vereiste personeel, in de duizenden lopend. Het fungeert als secretariaat van alle organen van de V.N. met uitzondering van het Internationale Gerechtshof, dat een eigen griffie heeft.

De internationale positie van de functionarissen van het Secretariaat is in het Handvest door verschillende waarborgen van onafhankelijkheid omgeven. Hoewel de internationale ambtenaar verondersteld wordt in de eerste plaats toegewijd te zijn aan de Organisatie en de benoeming uitsluitend bij de Secretaris-Generaal berust, is in de practijk wel rekening gehouden met een zekere politieke verdeling van de hoogste posten van de assistent-Secretarissen-Generaal, onder wie onderdanen van de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad in de regel niet zullen ontbreken, en wijst het Handvest ook uitdrukkelijk op het belang, dat gelegen is in het aanwerven van het personeel op een zo breed mogelijke aardrijkskundige grondslag. De V.S., gastvrijheid verlenend aan de zetel van de Organisatie, hebben bovendien hun veiligheidsbelangen met betrekking tot de Amerikaanse staatsburgers in het Secretariaat naar voren gebracht.

Aan de Secretaris-Generaal is in het Handvest een meer actieve en politieke functie toegedacht dan aan het hoofd van het Volkenbondssecretariaat gegeven was en dan de toenmalige functionarissen wensten te vervullen. Volgens art. 99 kan hij elke zaak, die naar zijn mening de handhaving van internationale vrede en veiligheid kan bedreigen, onder de aandacht brengen van de Veiligheidsraad. De eerste functionaris, Trygve Lie heeft deze vérstrekkende bevoegdheid niet ongebruikt gelaten. De Secretaris-Generaal wordt benoemd door de Alg. Vergadering op aanbeveling van de Veiligheidsraad. Wederom heeft de moeilijke besluitvorming in de Veiligheidsraad zich hier doen gevoelen.

Het Internationale Gerechtshof.

Dit is thans het „voornaamste rechterlijke orgaan” van de Ver. Naties, terwijl zijn voorganger, het Permanente Hof van Internationale Justitie, organisatorisch geheel buiten de Volkenbond stond, z Internationaal Gerechtshof.

Zetel.

Met de vaststelling van de zetel der Ver. Naties te New York heeft men bewust afstand gedaan van de voordelen van het kleine land als plaats van vestiging om daarvoor de zekere medewerking van een grote mogendheid, de V.S., te verkrijgen. Een mogelijkheid van compensatie is gelegen in een geografische decentralisatie t.a.v. sommige organen of van sommige organisaties, die in het verband van de algemene organisatie werken. Zo is de Internationale Arbeidsorganisatie te Genève gevestigd gebleven en wordt ook de Alg. Vergadering van de Ver. Naties, ondanks grote technische bezwaren, wel in Europa gehouden.

Amendementen.

Wijzigingen van het Handvest worden van kracht voor alle leden mits in de Alg. Vergadering aangenomen door twee derden van de leden en geratificeerd door twee derden van de leden, met inbegrip van de permanente leden van de Veiligheidsraad. Behalve deze toestemmende leden kan strikt genomen dus ieder Lid van de Ver. Nat. gebonden worden door iedere wijziging van het Handvest tegen zijn wil; te San Francisco is echter aangenomen dat men bij onoverkomelijke bezwaren kan uittreden. Tot een algemene conferentie tot herziening van het Handvest kan volgens een speciale procedure worden besloten, maar indien een zodanige conferentie niet gehouden is vóór de tiende jaarlijkse Alg. Vergadering, welke volgt op het van kracht worden van het Handvest, zal het voorstel om een zodanige conferentie te houden geplaatst worden op de agenda van deze Alg.

Vergadering (dat is dus in 1955) en de conferentie zal gehouden worden, indien de leden van de Alg. Vergadering met gewone meerderheid en indien zeven leden van de Veiligheidsraad (niet gekwalificeerd door het veto-recht van de permanente leden) daartoe besluiten.

PROF. MR A. J. P. TAMMES

Lit.: Uit het zeer omvangrijke materiaal zij slechts genoemd: Bronnen: Documents of the United Nations Conference on International Organization, 1945-’46, 16 dln; Postwar Foreign Policy Preparation, 1939-1945, Department of State Publication No 3580 (1949) (van belang in het bijzonder, zolang de onderhandelingen van Dumbarton Oaks niet gepubliceerd zijn); United Nations Textbook (Leiden 1950); J. de Vries, Tekstuitgave v. h. Handvest der V.N. e.a. (met de Ned. vert.). Officiële commentaren: In verschillende landen neergelegd in de rapporten door de nationale delegaties, in het bijzonder Report to the President on the Results of the San Francisco Conference, Department of State Publication No 2349 (1945); Het Ontstaan der Ver. Naties, Uitg. Ministerie van Buitenlandse Zaken, No 23 (’s-Gravenhage 1950). Het Ministerie geeft periodieke overzichten uit van de verrichtingen der Alg.

Vergadering en de Veiligheidsraad en over bepaalde belangrijke onderwerpen als Indonesië in de Veiligheidsraad, Suriname en de Ned. Antillen in de V.N.; Palestina, Korea e.a. Niet-officiële publicaties: Goodrich en Hambro, Charter of the United Nations, Commentary and Documents, 2de dr. (1949); E. de Marees van Swinderen, Volkenbond en Ver. Naties (1946); A. J. P.

Tammes, Hoofdst. v. Internat. Organisatie, dl I (1951), vgl. Who’s who in the Un. Nat. (New York 1951).

< >