is het al of niet uitgesproken oordeel, de houding, het gevoelen van een groep mensen over of ten opzichte van een bepaald vraagstuk, een bepaalde gebeurtenis e.d. Het begrip „openbare mening” is al oud, maar is nog steeds slechts vaag omlijnd.
Albig zegt in dit verband „There are many opinions about public opinion”. Aanvankelijk hield men zich vooral bezig met het effect en de waarde van de openbare mening. Uit deze tijd stamt het „Vox populi, vox dei”. De stem van het volk zou zo belangrijk zijn, dat het de stem van God weergaf. Vooral historici en rechtsfilosofen hielden zich hiermee bezig. In de 17de eeuw noemde Sir William Temple bijv. publieke opinie een machtige sociale kracht.
Machiavelli was van hetzelfde oordeel. Rousseau spreekt het dogma van de onfeilbaarheid van de publieke opinie uit. Locke ziet in de algemene mening een objectief richtsnoer voor moraal en recht. Daartegenover staan schrijvers die op het weinig constante, het incompetente, het oppervlakkige van de algemene mening wijzen. Over het begrip zelf schrijven uitvoeriger voor het eerst de Amerikaan James Bryce op ’t eind van de 19de eeuw en de Fransman Tarde. James Bryce gaat vooral na hoe de algemene mening gevormd wordt, Tarde de wisselwerking tussen de opinie van het individu en die van de groep, en het bestaan van een „gemeenschappelijk gevoelen”.
Beiden volgen daarbij de methode van de introspectie. Walter Lippman heeft in deze eeuw de openbare mening omschreven als de opinie die gedeeld wordt door de meerderheid van de groep of althans als zodanig gerepresenteerd wordt. Hij is er van overtuigd, dat het moeilijk is na te gaan, wat wel en wat niet algemeen aanvaard wordt. Hij is er ook minder zeker van of bij de groep zelf wel het bewust besef leeft dat ze gemeenschappelijk bepaalde meningen aanhangt. Lippman meent dat de tegenwoordige wereld zo complex, het leven zo snel, het individu zo gehaast is dat wij niet op feiten, maar op voorstellingen van feiten oordelen en handelen. Deze voorstellingen zijn sterk geschematiseerd, sterk vereenvoudigd t.o.v. de complexe werkelijkheid.
Hij noemt deze algemene opinies stereotiepen, niet meer dan verbale uitingen, die weinig betekenen. Hij is dus een van hen die op de vergankelijkheid, de incompetentie, de dwaling van de algemene mening wijzen.De Fransman Stoetzel onderscheidt scherp tussen openbare mening en privé-mening. Hij maakt uitvoerig gebruik van sociologische onderzoekingen, die vooral in Amerika hebben plaatsgevonden. De privé-opinies zijn volgens Stoetzel zeer gedifferentieerd. De verschillende individuen hebben over een bepaald vraagstuk verschillende ideeën zowel naar inhoud als naar intensiteit van hun oordeel. In een grafiek uitgezet zouden de privé-opinies een normale kromme vertonen. De openbare mening daarentegen zou geconcentreerd zijn.
De verschillende individuen hangen dezelfde mening aan, de openbare mening zou solide, vast zijn. Twee oorzaken geeft hij daarvoor aan. Ten eerste het feit, dat de individuen in een bepaald geval gedwongen zijn hun individuele voorkeuren te onderwerpen aan de objectieve werkelijkheid. De aarde is rond ook al zou men haar plat wensen. Ten tweede het feit dat men meent of weet dat iedereen over een bepaald iets hetzelfde denkt en het als zodanig aanvaardt. In een grafiek uitgezet zou de openbare mening een lijn L — iedereen positief -— of een J curve — iedereen negatief — vertonen. Bij Stoetzel is het bovendien mogelijk, dat iemand er een privé-opinie en een openbare mening, naast elkaar, op nahoudt, die hij al naar gelang de situatie of de groep waarin hij zich bevindt, gebruikt.
Omstreeks 1930 ging men vooral in Amerika over tot het meten van opinies (z opinie-onderzoek). Zeer verschillende technieken, zowel wat betreft het kiezen van de proefpersonen, als wat de vraagtechniek betreft, zijn sindsdien toegepast. Als gevolg hiervan is de omschrijving van het begrip openbare mening ook veranderd. Het wordt door velen meer pragmatisch omschreven. De openbare mening is voor hen niet meer en niet minder dan de som van de opinies van een bepaalde groep. De privé-opinie is dus de opinie van één individu.
De openbare mening het totaal van de opinies van alle individuen van een bepaalde groep. Zij laten zich niet uit over de waarde, de onfeilbaarheid of de incompetentie van de openbare mening. Noch over die van de privé-opinie. Ook het onderscheid tussen een verdeelde of een unanieme openbare mening is voor hen illusoir. Wel houden zij zich bezig met de openbare mening, zoals die in een bepaald geval naar voren komt. Als dus in een bepaald geval de openbare mening unaniem vóór of tegen iets is, trachten zij wel — door bijv. een bepaalde vraagtechniek — na te gaan of we hier te doen hebben met een stereotiep of niet.
Als de openbare mening verdeeld is, gaan zij wel na waaróm die openbare mening verdeeld is, wie resp. welke groepen zus of zo denken. De openbare mening kan dus voor hen in het ene geval stereotiep, in het andere geval in het geheel niet stereotiep zijn. Zij kan unaniem, maar ook verdeeld van oordeel zijn.
w. j. DE JONGE
Lit.: Public Opinion, in: J. Bryce, The American Common wealth (1933, revised ed.); Walter Lippman, Public Opinion; W. Albig, Public Opinion (1939); J. Stoetzel, Théorie des Opinions (1943).