een regel die uitdrukt, dat niemand kan gestraft worden, tenzij de straf in de wet is geregeld. Gemeenlijk wordt daarbij geëist, dat die wet moet voorafgaan: nulla poena sint praevia lege. In deze vorm is het beginsel uitgedrukt in art. 1 W.v.Str.: geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.
De Latijnse formules stammen niet uit het Romeinse Recht, maar zijn een inventie van de Duitse strafrechtsgeleerde Anselm von Feuerbach. Het beginsel in die regels uitgedrukt heeft een lange geschiedenis, zo oud als de strijd van de individuele mens tegen de willekeur van de Overheid. Aanvaarding vond de regel van de voorafgaande strafwet op het vasteland van Europa in de Franse Revolutie, als middel ter verwerkelijking van de politieke vrijheid. De gedachte dat de geschreven wet van tevoren de strafbaarheid moet bepalen is dus niet een eis van gerechtigheid, maar van rechtszekerheid. Het behoeft niet met de gerechtigheid in strijd te zijn als van de regel wordt afgeweken, zoals in het Nederlandse recht geschiedde na Wereldoorlog II in art. 3 Besluit Bijzonder Strafrecht. In dat Besluit werden allerlei gedurende de oorlogsjaren gepleegde feiten achteraf strafbaar of meer strafbaar (doodstraf) gesteld.
Deze feiten waren reeds strafwaardig op het moment dat zij begaan werden; in de wet waren zij niet genoemd, of niet voldoende strafbaar gesteld, omdat de wet met de bijzondere omstandigheid van een bezetting niet voldoende had rekening gehouden. Het eerste voorbeeld in de moderne geschiedenis, waarbij het beginsel van de lex praevia werd op zijde gesteld, is de zgn. wet-Van der Lubbe, waarbij door de nat.soc. Duitse regering achteraf op een feit (brandstichting in het Rijksdaggebouw) de doodstraf werd gesteld.PROF. MR B. v. A. RÖLING
Lit.: W. P. J. Pompe, Handb. v. h. Ned. Strafrecht (3de dr.
Zwolle 1950), par. 8, blz. 44 v.v.; Noyon-Langemeijer, Het Wetb. v. Strafr. dl 1 (5de dr., Arnhem 1947), ad art. 1 W.v.Sr., blz. 53 v.v.; W. A. van der Donk, Rondom den regel „nulla poena sine lege, nulla poena sine crimine, nullum crimen sine poena legali”, in Tdschr. v. Strafr. 1935, XLV, blz. 337-399.