Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

Anselm von FEUERBACH

betekenis & definitie

(Paul Johann) ridder (Hainichen bij Jena, 14 Nov. 1775 - Frankfort aan de Main 29 Mei 1833), een Duits strafrechtgeleerde, die buitengewone invloed had op de ontwikkeling van het strafrecht van zijn tijd. Vele van zijn opvattingen heeft hij neergelegd in het door hem samengestelde strafwetboek voor het Koninkrijk Beieren (1813), dat de grondslag vormde voor de strafwetgeving in verschillende andere Duitse staten.

Hij zocht het hoofddoel van het strafrecht in de strafbedreiging en wordt beschouwd als de grondlegger van de afschrikkingstheorie. Het doel van de strafbedreiging en de daarop volgende strafoplegging moet gericht zijn op zedelijke afschrikking en het voorkomen van misdrijven. Zijn stelling: geen straf zonder wettelijke bepaling (nulla poena sine lege), geen straf zonder misdrijf — dus geen misdrijf zonder wettelijke strafbepaling, vindt nog haar weerslag in de regel van art. 1 van het Ned. W.v.Sr.: geen feit is strafbaar, dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. Enige algemene leerstukken in het strafrecht danken aan hem hun ontwikkeling, als de noodweer en de erkenning daarvan als algemene rechtvaardigingsgrond, en zijn uiteenzetting over het begrip van de ondeugdelijke poging.

Feuerbach was een voorstander van openbaar en mondeling onderzoek bij de strafvervolging, doch gevoelde weinig voor een jury daarbij. Zijn werkzaamheden als hoogleraar en rechterlijk ambtenaar hebben er toe meegewerkt, dat hij ook op staatkundig gebied veel van zich deed horen in zijn geschriften, waarin hij blijk gaf een kind van zijn tijd te zijn en nl. zich verzette tegen het absolutisme van Hobbes en het recht van de opstand verdedigde. Hij was in Duitsland de eerste die een programma voor een vergelijkende wetenschap uiteenzette en op de betekenis van deze studie wees.

Bibl.: Anti-Hobbes, oder über die Grenzen der bürgerlichen Gewalt und das Zwangsrecht der Unterthanen gegen ihre Oberherren (1798); die Weltherrschaft das Grab der Menschheit (1814); Lehrbuch des gemeinen in Deutschland geitenden peinlichen Rechts (1800), dat in 1847 een 14de uitgave beleefde; Revision der Grundsatze und Grundbegriffe des peinlichen Rechts (1799); Betrachtungen über das Geschwomer Gericht (1812); Betrachtungen über die Oeffentlichkeit und Mundlichkeit der Gerechtigkeitspfiege (1821); Ueber die Gerichtsverfassung und das gerichtliche Verfahren Frankreichs (1825).

Lit.: L. von Feuerbach, Leben und Wirken Ans. v. F.’s (1852); M. Grünhut, F. und das Problem der strafrechtlichen Zurechnung (1922); G. Radbruch, P. J. Ans. F., Ein Juristenleben (Wien 1934); W. Knopf, Die Entwicklung der Religionsvergehen seit A. v. F. (Halle 1936); G. Radbruch, A. F. précurseur du droit comparé in: Recueil Lambert dl I blz. 284 e.v.; Erik Wolf, Rechtsdenker der deutschen Geistesgesch. (1939); Eugen Wohlhaupter in: Festschr. für A. Zycha (1941), blz. 385-426.

< >