hoofdstad van het Engelse graafschap Norfolk, met (1951) 121 225 inw., ligt bij het punt van samenkomst der bevaarbare rivieren Wensum en Yare, 32 km van de Noordzee. Op een opgeworpen heuvel in het midden der stad verheft zich het oude kasteel (Romaans, begin 12de eeuw), thans als museum (tot 1887 als gevangenis) in gebruik.
In haar nabijheid ligt het fraaie marktplein door vele oude gebouwen omgeven (zoals de in 1412 gebouwde Guildhall). Norwich telt meer dan 30 oude parochiekerken, en vele oude burgerwoonwijken. De zeer fraaie kathedraal is in 1094 'n Romaanse stijl begonnen.Het koor vertoont een omgang en een absis en twee op eigenaardige wijze schuin aangebouwde kapellen. Het dwarsschip vertoont zeer zware pijlers, die de stenen kruistoren dragen. Het Romaanse langschip is bijzonder lang, veertien traveeën. De gevel bezat oorspronkelijk vier torens, de hoektorens zijn nog behouden. Zeer fraai zijn de poorten, die toegang geven tot het kathedraalcomplex (Erpingham Ga te, begin 15de eeuw). Gothische wijzigingen uit de 14de eeuw zijn de stergewelven in het koor, uit de 15de eeuw die in het schip en het grote middenvenster in de gevel.
Dat Norwich in de 18de eeuw een centrum van schilderkunst was, daarvan getuigt de collectie van het plaatselijk museum (Norwich School; Cotman). Norwich, in de Middeleeuwen en ook nog later naar inwonertal de 3de stad van Engeland, was in de Middeleeuwen een middelpunt van lakenweverij en lakenhandel, welke er gebracht werd door de Vlamingen, die er zich in de 14de eeuw vestigden. De Hugenoten brachten er de zijde-industrie en horlogemakerij; thans zijn er kunstzijdeweverijen, schoenfabrieken (vnl. dames- en kinderschoenen) , een mosterdfabriek, electrotechnische industrie, kleine ijzerwarenindustrie, chocolade- en stijfselfabrieken en bierbrouwerij. De stad werd in Wereldoorlog II ernstig beschadigd.
Lit.: G. A. Stephen, Guide to the Study of N. (1949).