(niobee), in de Griekse sage dochter van Tan talos en zuster van Pelops, gemalin van de Thebaanse koning Amphion, wie zij (volgens Homerus) 6 zoons en 6 dochters schonk. Trots op haar kinderen, stelde zij zich boven Leto, die slechts 2 kinderen, Apollo en Artemis, bezat.
Tot straf hiervoor doodden deze goden op één dag de 12 kinderen met hun pijlen. Niobe zelf, door smart verstijfd, werd een steen op de berg Sipylos in Phrygië. De sage van Niobe is door tragici en andere dichters (o.a. Ovidius) bewerkt. Beroemd zijn de beelden (te Rome gevonden en thans te Florence) van Niobe en haar kinderen (Niobiden), waarvan de originelen vermoedelijk uit de 4de eeuw v. Chr. stammen.Lit.: K. Kerényi, Niobe (Zürich 1949); blz. 13-33; K. B. Stark, N. und die Niobiden (Leipzig 1863). Vgl. ook: T. B.
L. Webster, Der Niobidenmaler (Leipzig 1935); K. Schefold, Toch ter der N., in: Phoebus I (1946).