(genaamd naar de mythologische figuur Niobe, in de Amerikaanse en Engelse literatuur uitsluitend Columbium genoemd, afgeleid van Columbus), symbool Nb (Cb), atoomnr 41, atoomgew. 92,91, is nauw verwant aan tantalium . Inderdaad werd vrijwel zeker het element reeds in 1801 door Hatchett in een mineraal uit Massachusetts (V.S.) ontdekt. Een latere onderzoeker, Rosé (1844), vond naast het reeds langer bekende tantalium een nieuw element, dat hij niobium noemde.
Ten onrechte meende Rosé, dat Hatchett’s element tantalium was geweest. Het belangrijkste mineraal is ijzerniobaat of columbiet, dat gewonnen wordt in Nigeria en de Belgische Kongo. Het komt steeds naast tantalium voor en is daarvan moeilijk te scheiden. Het metaal is zilverwit, in zuivere toestand vervormbaar, s.g. 8,33, sm.pt 1950 gr. C.Het is zeer resistent tegen chemische agentia. Toegevoegd aan roestvrij staal als ferroniobium (50-60 pct Nb) verleent het hieraan ook bij hoge temperaturen een grote corrosievastheid. Niobiumcarbide is evenals tantaalcarbide (z tantalium) uiterst hard.
Het oxyde is Nb2O2, niobiumpentoxyde. Het wordt verkregen door columbiet met NaOH te smelten en uit de oplossing van het gevormde niobaat Na2Nb04 slaat bij aanzuren niobiumzuur neer. Het niobiumpentoxyde is amphoteer. Als zuur oxyde vormt het evenals phosphorpentoxyde (z phosphor, evenzo uit de 5de rij) een reeks zouten M2NbÓ4, MNbOa en M4Nb207, resp. ortho-, meta- en pyroniobaten. Door oxydatie met H202 ontstaat het gele pernioobzuur HNb04. Nioobzuur kan ook als base reageren; het lost op in HF en bij verhitting met chloor of CC14 ontstaat het pentachloride NbCl5, een vluchtige stof, sm.pt 194 gr., k.pt 240,5 gr. Met water hydrolyseert het tot nioobzuur en zoutzuur.
Van het vijfwaardige niobium zijn talrijke goed kristalliserende complexe fluoriden afgeleid, o.a. K2Nb0F5.H20 en K2NbF7, welke voor de scheiding van tantalium dienen. Door reductie met waterstof van Nb205 ontstaat een dioxyde Nb02 en een monoxyde NbO.
Lit.: Ullmann, Enz. techn. Chemie, 8, 132 (1931);Thorpe’s Dict. Applied Chemistry 3, 309 (1939); Kirk-Othmer, Ene. of Chemical Technology 4, 314 (1949).