maarschalk (1693) van Frankrijk (Parijs 1 Sept. 1637 - St. Gratiën, bij St.
Denis, 1712), was aanvankelijk advocaat en onderscheidde zich in 1667 bij de belegering van Rijsel. Hij maakte de veldtochten van 1672-1676 mee, werd in 1678 gouverneur van Duinkerken en later stadhouder van Luxemburg. In 1681 tot veldmaarschalk bevorderd, in 1686 uitgezonden tegen de Waldenzen in het Z. van Frankrijk, woonde hij in 1689 als luitenant-generaal de belegering van Philippsburg bij. 18 Juni 1690 versloeg hij bij Staffarda de hertog van Savoye en veroverde het grootste deel van Piemont. In 1693 werd hij wegens zijn overwinning over de Piemontezen en de Keizerlijken bij Marsaglia (4 Oct.) tot maarschalk van Frankrijk benoemd.
Later was hij bemiddelaar bij de Vrede van Turijn (29 Aug. 1696). In het begin van de Spaanse Successieoorlog werd hem in 1701 het opperbevel over het leger te Milaan opgedragen. 9 Juli 1701 werd hij door prins Eugenius bij Carpi verslagen, verloor zijn commando, maar voerde het volgende jaar weer in de Elzas het bevel. In 1702 verliet hij de dienst. Wegens zijn onbaatzuchtigheid en vrijmoedigheid was hij bij het volk en in het leger zeer bemind, maar niet aan het Hof.
Hij was een der weinige bekwame Franse veldheren uit het laatste tijdperk der regering van Lodewijk XIV. Zijn Mémoires et correspondance (3 dln, 1819) werden uitgegeven door Augius.Lit. E. de Broglie, Catinat (1902).