Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Nico van suchtelen

betekenis & definitie

Jhr Nico(laas Johannes), Nederlands schrijver (Amsterdam 25 Oct. 1878 Ermelo 27 Aug. 1949), studeerde natuurwetenschappen, later sociologie en economie te Amsterdam, vervolgens filosofie, psychologie en staatswetenschappen te Zürich. Hij promoveerde in 19 ii in de staatswetenschappen.

In 1913 kwam hij als redactiesecretaris bij de Wereldbibliotheek, waaraan hij van 1925-’48 als directeur verbonden is geweest. Hij was een door Spinoza gevormd wijsgerig en dichterlijk schrijver, vervuld van een verlangen naar een hoog en bovenal zuiver geestelijk leven, en naar een betere samenleving. Met zijn idealisme gaat een zachte originele ironie gepaard. Zijn werk, naar zijn eigen beginselverklaring openlijk tendentieus, gelijk in wezen ieder kunstwerk volgens hem getuigenis, dus tendenzkunst is, munt meer door bespiegelende wijsheid en zuiver humanistische gezindheid uit dan door het uitbeeldingsvermogen van mensenkarakters. In zijn veelzijdigheid vormt zijn werk niettemin een groot humanistisch, als het ware Erasmiaans oeuvre van deze tijd. In zijn roman Quia Absurdum (1906) heeft Van Suchtelen met de hem eigen beminnelijkheid die echter in raakheid niet tekortschoot Van Eeden’s kolonie Walden op indirect critische wijze uitgebeeld. Grote indruk heeft zijn pacifistische roman in brieven De stille lach (1916) gemaakt, die hij — zoals bij de 10de druk bekend werd — in samenwerking met Annie Salomons had geschreven. Van Suchtelen is ook een der eersten geweest die in Nederland aandacht vroeg voor het psychoanalytisch onderzoek van het droomleven.Bibi.: Primavera (dram. gedicht, 1903); Zonnezege (1903); Verzen (1905 en 1912); De waarde als psychisch verschijnsel, diss. (1911); Liefde’s dool (1912); De tuin der droomen, comedie der liefde (1913); Het eenig redmiddel (1914) , Europa eendrachtig (1915); Uit de diepten der ziel U9I7) 5 Het daghet in het Westen (1918); Zwerftochten met de tent door Nederland (1918); Demonen (1920); Metaphysica (1920); Zwerveling in den vreemde (1923); Eva’s jeugd (1923); Tot het Al-eene (1927); Droomspel des levens (1930); Een paedagoog (1931); Zwerftochten (1932); Tat tvam asi (1933); Fontie (1935); Oorlog (1936); Het spiegeltje van Venus (1939). Vele vertalingen, o.a. van werken van M. Aurelius, Kleist, Hauptmann, Hebbel, Russel Wallace, Goethe (Faust II), Dante (Het nieuwe leven), Spinoza (Ethica), Petrarca. Heine, E. Th. Hoffmann enz. Bloeml. uit zijn werk door C. E. vr. Suchtelen-v.d. Werff(i938). Verz. werken (12dln, 1948C.V.).

Lit.: G. Scharten, in: De roeping der kunst , 1917); I. Querido, in: Over litteratuur (1924); H. J. Smeding, in: De Stem, 1938; Gedenkboek, Het werk en de mens (1948).

< >