of quatenus zijn de kenwoorden voor de strijd om de geldigheid der belijdenisgeschriften in de Hervormde Kerk. De vraag is of men ze moet aanvaarden omdat (quia), dan wel in zoverre (quatenus) zij met de H.
Schrift overeenstemmen.Terwijl deze vraag een algemeen-dogmatische in het Protestantisme is, vond ze haar bepaalde aanleiding in de proponentsformule van 1816, die instemming eiste met „de leer, welke overeenkomstig Gods heilig woord in de aangenomen formulieren van enigheid is vervat” en daarmee de quaestie in het midden liet. Zij werd openlijk aan de orde gesteld in het anoniem verschenen geschrift van de Haagse predikant D. Molenaar, Adres aan alle mijne Hervormde geloofsgenoten (1827), die voor het quia opkwam. P. Hofstede de Groot* kwam hiertegen op met Gedachten over de beschuldigingen tegen de leeraar der Ned. Herv.
Kerk (1834). De latere juridisch-confessionelen stonden op het standpunt van het quia, alle anderen tot op de huidige dag, zij het soms alleen theoretisch, op dat van het quatenus.
Lit.: Reitsma-Lindeboom, Gesch. v. d. Herv. en de Herv. Kerk der Nederl., 5de dr. (1949), blz. 430 vv.