de herleving der scholastiek in de 16de en meer speciaal in de 19de eeuw.
De 16de eeuw beleefde vnl. in Spanje een korte, maar krachtige „tweede scholastiek”, waarbij o.a. de Dominicanen Franc, de Vittoria, Dominicus de Soto, Melchior Cano, Dominicus Banez en de Jezuïeten Franc. Toletus, Luis de Molina, Gabr. Vasquez en niet het minst Franc. Suarez (1548-1617) op de voorgrond traden. Hoewel niet uitsluitend, ging ze toch vnl. uit van een hernieuwd bestuderen der werken van St Thomas en uit die tijd dateren de vermaarde commentaren van Thomas de Vio Caietanus (1469-1534) op de Summa theologica en van Silvester Ferrariensis (1474-1528) op de Summa contra gentiles, waarbij aansluiten de latere Cursus philosophicus en Cursus theologicus van Joannes a S. Thoma (1589-1644) en het grote Aristoteles-commentaar van Silvester Maurus (1619-1697). Het is de periode der Contra-Reformatie en controvers-theologie, waarin de vele kwesties, die door de Reformatie actueel waren geworden, grondig werden bediscussieerd.
Uit hun land verdreven Spaanse Jezuïeten (1767) legden in Italië de kiem voor de grote 19de eeuwse heropbloei der scholastiek. Een hunner leerlingen, Vinc. Buzzetti, vormde in het seminarie van Piacenza een neo-scholastiek centrum, waartoe de gebroeders Sordi behoorden en waarbij Taparelli en Liberatore zich later aansloten, die door hun toetreden tot de herstelde Jezuïetenorde (1814) hierin de scholastiek, meer speciaal het thomisme, tot nieuw leven brachten. Als voornaamste gangmakers moeten verder o.a. worden genoemd Sanseverino, Joseph Pecci, broer van Leo XIII, Comoldi, Zigliara, Lepidi, Stoeckl, Kleutgen. De grootste stoot aan haar verdere ontwikkeling in de verschillende Katholieke studiecentra gaf het verschijnen van de encycliek Aetemi Patris, 4 Aug. 1879 uitgevaardigd door paus Leo XIII. Daarenboven werd door zijn toedoen aan de Leuvense Universiteit, die hij als nuntius te Brussel van nabij had leren kennen, een „Cours de haute philosophie de saint Thomas” ingesteld, waarvan de 31-jarige Désiré Mercier de eerste titularis werd (Aug. 1882). Deze „Cours” groeide uit tot het huidige „Institut supérieur de philosophie”, waarvan Mercier de eerste rector was van 1891 tot 1906, het jaar zijner bisschopswijding.
Thans tellen tal van landen niet zelden verschillende centra, waar de oude scholastieke wijsbegeerte in contact met de moderne stromingen ijverig wordt beoefend. In Nederland waren het J. V. de Groot en J. Th. Beysens, die er, gestimuleerd door de „Leuvense School”, ook in universitaire kringen haar nooit te loochenen universele betekenis weer naar voren wisten te brengen (z verder Middeleeuwen, filosofie; scholastiek; thomisme).
PROF. DR I. J. M. VAN DEN BERG
Lit.: F. Sassen, Gesch. der nieuwere wijsbeg. tot Kant (21946); Idem, Wijsbegeerte der 19de eeuw (1934); Idem, Wijsbeg. van onzen tijd (1944); F. J. Thonnard-E. Veerman, Gesch. van de wijsbeg. (1947); La situation actuelle de la philos. parmi les catholiques dans divers pays (Bruxelles - Utrecht 1948); L. de Raeymaeker, Inleiding tot de wijsbeg. (1948); Idem, Les origines de l’Institut supérieur de Philos. de Louvain (in: Rev. Philos. de Louvain, 49, 1951, 505-633); H.
Robbers, Neothomisme en Moderne Wijsbeg. (1951); I Bochensky-M. Duchateau, Moderne Europese Wijsbeg. (1952).