is de naam van een Germaanse godin, die gevonden wordt op een 24-tal wijstenen, grotendeels op het Domburgse strand gevonden in 1647 en in later tijd, terwijl nog 2 dergelijke stenen te Deutz zijn opgegraven. Zij is afgebeeld in zittende, zelden in staande houding: haar attributen zijn een korf met vruchten en een hond; soms staat zij met de voet op een scheepsvoorsteven.
De gevonden altaarstenen, in de kerk te Domburg bewaard, zijn bijna geheel vernield door de brand, die in de Oudejaarsnacht van 1848 dat kerkgebouw verwoestte. De nog bewaarde stenen bevinden zich in de musea van Leiden en Brussel. Over de aard van deze godin heerst onzekerheid; haar attributen wijzen op een godin van vruchtbaarheid of van de onderwereld; waarschijnlijk is zij een plaatselijk vereerde vorm van de, elders als Frigg bekende, godin der vruchtbaarheid.Lit.: J. P. L. M. de Vries, Altgerm. Religionsgesch. dl I (Leipzig 1935) en de daar genoemde literatuur; Excerpta romana, ed. A.
W. Byvanck II (1935), blz. 21-26; A. W. Byvanck, Nederland i. d. Romeinschen tijd II (1944), blz. 430 e.v., 561 e.v.