het „andere land”, waar de doden verblijf houden (z onsterfelijkheid en opstanding). Men vindt deze voorstelling bij primitieve volkeren; de klassieke voorbeelden zijn de Hades der Grieken en de Sjeool der Israëlieten.
Maar ook bij andere cultuurvolken vinden wij de voorstelling van een onderaards dodenverblijf; zo bijv. bij de Egyptenaren. In den regel draagt deze voorstelling een somber, naargeestig karakter. Daarnaast echter moeten wij letten op de gedachte, dat de aarde de moederschoot is, waarin het dode tot nieuw leven ontkiemt (z hemel en hel).