Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

NAALDHOUTGEWASSEN

betekenis & definitie

behoren tot de Gymnospermen of naaktzadigen, waarvan de klasse der Coniferen of kegeldragers de belangrijkste is. Volgens ruwe schatting bestaat de bosoppervlakte derwereldvoor 1/3 uit naaldhout.

Een groot naaldhoutgebied ligt als een gordel langs de polaire woudgrens van Noord-Amerika, Europa en Azië en een smallere, soortgelijke gordel in het gebergte van de gematigde zone, tussen de alpine boomgrens en het lager gelegen winterkale loofhoutbos. Economisch hebben deze naaldhoutbossen de grootste betekenis van alle bosformaties, door de eigenschappen van het hout, dat in de handel „zachthout” wordt genoemd, door de lange, rechte stammen, het gewoonlijk grote stamtal per eenheid van oppervlakte, de grote houtproductie, die hier het grootst is van alle bosvormen, en de gemakkelijke exploitatie der bossen, omdat de boomsoorten, waaruit ze bestaan, voor vrijwel dezelfde doeleinden kunnen dienen en de veiling en het vervoer niet of weinig door struikgewas worden bemoeilijkt. Het naaldhout eigent zich in het bijzonder voor het bouwbedrijf, de mijnbouw en de papierbereiding; het wereldhoutgebruik bestaat voor ruim 90 pct uit naaldhout. Dit heeft tot gevolg, dat de boscultuur zich steeds meer richt op de teelt van naaldhout. Tn Nederland bedroeg de oppervlakte van de naaldhoutbossen in 1833 19,1 pct van de totale bosoppervlakte en thans 69,3 pct.PROF. IR J. H. JAGER GERLINGS.

< >