(letterlijk: verscheidene verhardingen) is een veel voorkomende ziekte van het centrale zenuwstelsel die gekenmerkt is door het te gronde gaan van de myeline-scheden (de isolerende mantels) van de zenuwvezels. De vervallende myelinesubstantie wordt afgevoerd en in de plaats daarvan ontwikkelt zich een hard litteken van glia-weefsel (het steunweefsel van het centrale zenuwstelsel).
Soms blijft de zenuwvezel zelf in dit litteken nog geruime tijd onbeschadigd. Wanneer zij lange tijd van haar beschermend omhulsel is beroofd, is zij echter op den duur tot ondergang gedoemd. Het ziekteproces ontwikkelt zich grillig verspreid op verschillende plaatsen in de witte stof van het centrale zenuwstelsel, waarin zich litteken-„plaques” vormen ter grootte van enkele millimeters tot soms enkele centimeters. Even grillig als de ziektehaarden zijn in hun vorm, grootte en verspreiding, zijn zij dit in hun ontwikkeling. Soms voltrekt het proces zich snel tot een volledige plaatselijke vernietiging, andere malen verloopt de ontwikkeling uiterst langzaam of met tussenpozen in de loop van vele jaren. Veelal is het begin acuut met massale functiestoornissen die zich evenwel na korte tijd herstellen omdat het proces ondanks het stormachtige begin spoedig tot staan komt en geneest.Uit deze korte beschrijving van het ziekteproces zal het duidelijk zijn, dat de verschijnselen, die de patiënt vertoont, eveneens zeer grillig zijn en onberekenbaar in hun verloop. Er zijn patiënten die in korte tijd uitgebreide verlammingen krijgen of stoornissen van het gezichtsvermogen, terwijl toch onder eenvoudige rustbehandeling een volledige genezing tot stand komt. Er zijn anderen, bij wie zich in de loop van vele jaren slechts lichte stoornissen voordoen, nu eens hier dan weer daar. Ten slotte zijn er de mensen bij wie zich de ziekte van de aanvang af ongunstig ontwikkelt zodat na kortere of langere tijd een lichamelijke invaliditeit ontstaat die zo ernstig kan zijn dat de patiënt er aan overlijdt. Gezegd moet echter worden dat dit ongunstige verloop slechts een zeer kleine minderheid der patiënten treft. Verreweg de meesten kunnen, zij ’t soms op een wat lager niveau, een normale leefwijze blijven volgen; de ziekte verloopt steeds zonder pijn. Door het deerniswekkend aspect van de ongunstig verlopende gevallen heeft de multiple sclerose in brede lagen een zeer slechte naam gekregen.
De oorzaak der ziekte is niet bekend. De behandeling kan derhalve slechts symptomatisch zijn. In het acute stadium is, zoals bij iedere acute ziekte, volledige rust aan te bevelen. Daarnaast zal getracht worden de algemene toestand te verbeteren door roborantia, vitamines, goede voeding en dergelijke. Van de talrijke tegen deze ziekte aanbevolen specifieke geneesmiddelen heeft geen enkel de toets der critiek kunnen doorstaan. Wat in therapeutisch opzicht kan worden gedaan is het scheppen van voorwaarden die het natuurlijk herstel bevorderen en die de ontwikkeling van de ziekte niet in de hand werken.
Hoewel de ziekte stellig sedert de Oudheid zal zijn voorgekomen werd zij eerst in 1868 door de grote Franse neuroloog Charcot als afzonderlijk ziektebeeld afgegrensd. De ziekte treft mannen en vrouwen in gelijke mate, meestal tussen het 20ste en 40ste levensjaar. Beneden de 20 en boven de 60 jaar begint de ziekte hoogst zelden. Het laat zich aanzien dat de verspreiding over de aardbol zeer grillig is. In grote gebieden van Azië, zoals in Indonesië, wordt de ziekte practisch niet waargenomen.
DR A. VERJAAL.