Vlaams schilder (Mechelen 1499-110 Mrt 1592), lid van een bekende schildersfamilie, zou leerling zijn geweest bij Barend van Orley te Brussel. Van Mander zegt dat hij „vele jaren” te Rome werkzaam was, waar Vasari hem in 1532 kende.
Dat hij bij Raphaël in de leer was is niet waarschijnlijk, wel dat hij diens werken moet bestudeerd hebben. Te Rome kreeg hij in 1531 opdracht de St Barbara Kapel in S. Maria dell’ Anima met fresco’s te versieren. Deze, nog steeds in goede staat, tonen aan dat hij zich de Italiaanse stijl eigen maakte.
Ander werk van hem te Rome is verdwenen. Hij werd in 1534 opgenomen in de academie S. Luca te Rome. In 1539 vindt men hem ingeschreven als meester te Mechelen en in 1543 als burger te Brussel.
Hij werd door de Spaanse overheid te Brussel in hoog aanzien gehouden. Philips II verleende hem de titel van schilder des Konings, en liet hem een copie vervaardigen van Het Lam Gods (1557-1559), waarvan de vleugels bewaard zijn in de Kon. Musea te Brussel. Zijn werk, vervaardigd in zijn geboortestreek heeft niet dezelfde kunstwaarde als zijn fresco’s te Rome: de vormgeving is berekend, de kleur koud, en tot het laatste bleef hij gebruik maken van zijn schetsen uit Rome.
Hij was beroemd in zijn tijd, doch heden begint men in te zien dat hij een zwakke navolger van de Italiaanse kunst is. Het beste dat hij in zijn land leverde zijn composities voor glasramen en wandtapijten, bijv. cartons voor twee glasramen in St Gudula te Brussel, en voor de tapijten van de geschiedenis in het Paradijs, in het Escuriaal bewaard.PROF. DR LEO VAN PUYVELDE
Lit.: G. Vasari, Le Vite (uitg. Milanesi) VII, 581; K. v. Mander, Schilderboeck (1608) 258; Descamps, Voyage pittoresque (uitg. 1838) passim; E.
Neeffs, Hist. Peint. Malines (1876), I. 146; G. J.
Hoogewerff, Nederl. Sch. i. It. (1912), 75; È. Neeffs, Tableaux de Malines (1891), passim.