Heilige, was volgens een oude legende de zeer aanvallige dochter van Dioscorus, een aanzienlijk man uit Nicomedië (Klein-Azië). Om de vleiers op een afstand te houden, liet de vader haar in een toren wonen.
Eens, toen hij op reis moest, gafhij bevel, dat een badkamer er naast zou worden ingericht. Zij liet er echter niet twee, maar drie vensters in aanbrengen, ter ere van de Goddelijke Drieëenheid. Toen Dioscorus bij zijn terugkomst van haar vernam, dat zij het Christengeloof beleed, liet hij haar gruwelijk martelen en, daar zij standhield, sloeg hij haar zelf het hoofd af. Huiswaarts kerend, werd hij toen door de bliksem gedood. Haar dood valt tijdens de regering van keizer Maximinus Daia in 306. Waarschijnlijkwerd de verering der H.
Barbara te Rome ingevoerd door invloedrijke Oosterlingen en zo verder naar het W. verspreid. Zij behoort tot de 14 Noodhelpsters en geldt op grond van haar legende als beschermster tegen brand- en bliksemgevaar en tegen een onvoorziene dood. Daarom is zij ook de patrones der artilleristen en wapensmeden en heet zelfs de kruitkamer op Franse oorlogsschepen la Sainte-Barbe. Het is mogelijk, dat de overeenkomst van de donder met het gebulder van het geschut en van de bliksem met de vuurwerkerij na de invoering van de vuurwapenen er toe geleid heeft, dat de H. Barbara — aanvankelijk in Spanje — de schutspatrones van de artillerie werd. Paus Urbanus VIII (1623-1644) stichtte te Ferrara de artillerieschool en kanongieterij Santa Barbara dei Bombardieri, welke een belangrijke plaats in de geschiedenis der artillerie heeft ingenomen.
Karei V gaf regels aan de door hem te Burgos in Spanje en op Sicilië gestichte artilleriescholen, o.a.: X. Als de kogel in het stuk wordt gebracht, moet het teken des kruises voor de monding worden gemaakt en de hulp van de H. Barbara worden ingeroepen; XII. Wie tegen het gebod handelt, zal aan de Broederschap van de H. Barbara twee pond kaarsen vereren.Zowel in het O. als in het W. valt de feestdag der H. Barbara op 4 Dec.
Lit.: Peine, St Barbara (Leipzig 1896); kap. J. K. H. de Roo van Alderwerelt, De grootmeesters en de inspecteurs der artillerie van de Kon. Landmacht van 1814-1939; Idem, in: Historia, Dec. 1935.
Reeds in de 12de eeuw werd de marteldood van de H. Barbara voorgesteld (Passionale van Zwiefalten in de Bibl. van Stuttgart). Als losstaand beeld komt ze waarschijnlijk het vroegst voor in Landshut (kapel der Trausnitz ca 1260). Haar verering neemt toe sinds ze in de 15de eeuw als patrones van een zalige dood en als noodhelpster wordt aangeroepen; vooral in het N. van Europa vermenigvuldigen zich de afbeeldingen: laat-Gothische en barok-beelden. Gewoonlijk draagt ze een lang kleed met gordel, later heeft ze de modieuze tijdsdracht van een jonge » vrouw. Haar attributen zijn kroon en martelpalm, zwaard (waarmee ze gedood werd) en boek (waarschijnlijk Evangelie), toren, gewoonlijk met drie vensters (waarin haar vader haar, volgens de legende, opsloot), soms rustend op haar hand, soms naast haar, soms achter haar (toren in aanbouw bij Jan van Eyck, te Antwerpen, Museum), minder vaak een brandende fakkel en een kelk met H.
Hostie (teerspijze voor de stervenden), niet zelden onder haar voeten de liggende figuur van haar vader Dioscorus. Voorstellingen in de Nederlandse kuns t:J.vanEyck (Antwerpen, Madrid), Mending (Brugge, Brussel enz.), Corn. Cornelisz. van Haarlem (Berlijn), Gerard David (Londen, met andere heiligen); beelden in Utrecht (Aartsbissch. Museum), in Noord-Limburgse kerken (Bergen, Panningen, Venray, Heien, Ottersum), koorgestoelte te Bolsward (marteldood), laat-Gothisch altaarstuk uit Lessies (nu Brussel): marteldood in drie taferelen, en Nederl. paneel in Londen (Nat. Gall.). Uit de moderne kunst: glasraam van Henri Jonas te Bleijerheide (Sint Antoniuskerk, 1934; als patrones van de mijnwerkers).
DR JOHN B. KNIPPING