Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Michael balucki

betekenis & definitie

Pools schrijver (Krakau 2g Sept. 1837-17 Oct. 1901), debuteerde als dichter, als één van de talrijke epigonen van de romantiek (hij vertaalde Heine), maar sloeg vervolgens zijn eigen weg in, eerst als romancier (hij beoefende de roman tot het einde van zijn loopbaan), daarna en vooral als schrijver van blijspelen. Hij vertoonde het grijze en alledaagse bestaan van een burgerij zonder horizon als een grap.

Het voorwerp van zijn satire waren de kleine schelmenstreken van politici en financiers, die slechts belangrijk zijn in het kleine provinciale milieu of de verschillende aspecten van de ijdelheid in personages, die menen deel uit te maken van de élite maar slechts èn materieel èn geestelijk over beperkte middelen beschikken; vooral met de belachelijke aanmatiging van het kleinburgerlijke binnenhuis spot hij. Deze persiflage gaat nergens diep. De schrijver zelf is met al zijn vezels vergroeid met dit kleinburgerlijke wereldje, dat hij belachelijk maakt. Zijnschilderingvan de burgerij van Krakau, die bovendien de nodige afstand mist, is zodoende eigenlijk geen sociaal of historisch document. Als romancier is Balucki heden vergeten; als dramaturg staat hij bloot aan critiek. Zijn personages zijn geforceerd, dikwijls caricaturaal; de intrige is gemakkelijk, zelfs simplistisch; de taal triviaal en niet beeldend.

Ten slotte mist hij „geest” in de literaire betekenis van het woord. Hij was echter zeer goed bekend met de vereisten van het toneel en vooral met de psychologie van het publiek; hij kon doen lachen. Vandaar zijn bijval, die zeer groot was sedert De raadsheren van den raadsheer (1867) en die zijn hoogtepunt bereikt in de jaren 1879-1884. Daarna verloor Balucki spoedig de gunst van critiek en publiek. Een buitengewoon streng artikel, waarop zijn comedie De Opsnijder (1900) onthaald werd, was waarschijnlijk mede oorzaak dat Balucki zelfmoord pleegde.PROF. DR C. BACKVIS

Bibl. (voorn, blijspelen): De Raadsheren van den Raadsheer (Radcy pana radcy) (1867); De jacht op een man (Polowanie na meza) (1869); Na Tante’s dood (Pó émierci cioci) (1878); De grote Vissen (Grube ryby) (1881); Het open huis (Dom otwarty) (1883); De Club der Jonggezellen (Klub kawalerów) (1890).

Lit.: Bartoszewicz, M. B. (Krakau 1902); W. FeldmanSt. Kotaczkowski, Wspólczesna literatura polska (Krakau 1930); vooral: Z. Tempka-Nowakowski, inl. t. d. heruitg. van Grube ryby, Bibljoteka Narodowa, Reeks I, dl 95 (Krakau 1926).

< >