genaamd Martinus Aedituus, eerste voorlezer der anatomie te Amsterdam en burgemeester van die stad (Amsterdam vóór 1521 -begr. 21 Jan. 1594), zoon van de goudsmid Jan Cornelis Coster, in de Warmoesstraat; studeerde, met Hadrianus Junius uit Hoorn, o.a. te Bologna, waar hij wegens zijn begaafdheid voor een „Lectura Universitatis” werd gekozen (1539-’40). Na zijn promotie keerde hij naar Amsterdam terug, huwde en vestigde zich er als geneesheer.
In 1564 was hij een van de 70 malcontenten, die met schout Baerdesen naar de Landvoogdes gingen. In 1568 werd hij door Alva voor de Raad van Beroerten gedaagd. Hij had de wijk genomen naar Dole in Bourgondië en reisde van daar naar Kopenhagen, waar hij lijfarts werd van Frederik II. In 1576 keerde hij naar Nederland terug, in 1578 naar Amsterdam.
Bij de Alteratie van 26 Mei van dat jaar werd hij een van de vier burgemeesters. Hij was de eerste, die op zich nam van stadswege de chirurgijns te onderrichten in de anatomie, een taak, die hij naast die van stadsbestuurder (hij was vijf maal burgemeester) en praktizerend arts tot zijn dood toe vervulde.DR H. ENGEL
Lit.: Nuijens, Het Ontleedk. Onderw. en de geschild. Anat. Lessen v. h.
Chirurg. Gilde te A’dam (1928), p. 11; Gedenkb. Univ. Amsterdam (1932), p. 178, 574; Nuijens, in: Ned.
Ts. v. Geneesk. 80, p. 2604 (1936).