Nederlands admiraal (Den Briel 23 Apr. 1598-bij ter Heide 10 Aug. 1653), werd, nadat hij met zijn vader (scheepskapitein) op de Staatse vloot had gevaren en twee jaar in Guinea gevangengezeten had (na een gevecht met een zeerover), timmermansjongen, maar hij ging spoedig weer varen, nu ter koopvaardij.
In 1617 was hij bij de marine, in 1619 weer op de koopvaart. In 1622 wederom op de vloot, nu in de strijd met de Duinkerkers en in 1624 werd hij bevorderd tot kapitein. In 1629 voerde hij het bevel over het schip, waarop admiraal Piet Heyn sneuvelde. Niet lang daarna werd hij ontslagen door toedoen van luitenant-admiraal Van Dorp en Tromp hield zich enige jaren bezig met het toezicht op het uitrusten van schepen tegen de Duinkerkers, te Rotterdam.
Toen in 1637 Van Dorp moest worden vervangen, benoemde Frederik Hendrik hem tot luitenant-admiraal. In 1639 bracht Tromp de Spaanse vloot bij Duinkerken een geduchte nederlaag toe. 16 Sept. 1639 streed hij in Het Kanaal tegen de Spaanse admiraal Antonio d’Oquendo; hij vervolgde de vijand naar Duins en versloeg hem 12 en 21 Oct. In de daarop volgende jaren hield hij zich voortdurend bezig met de strijd tegen de Duinkerkers, totdat die stad door de Fransen werd veroverd (1646). 29 Mei 1652 raakte hij slaags met de Engelse admiraal Blake, welk treffen het begin werd van de Eerste Engelse oorlog. Tromp keerde met zijn zwaar beschadigde vloot naar het vaderland terug. Toen hij met de slecht toegeruste vloot niet in staat bleek de Hollandse koopvaarders tegen de Engelsen te beschermen en bovendien verdacht werd van Oranjegezindheid, ontnam men hem het opperbevelhebberschap en droeg dit op aan De With. Doch reeds in hetzelfde jaar weer met het opperbevel bekleed, leverde hij 10 Dec. 1652 de slag bij Dover, waarin de Engelse vloot verslagen werd.
Ten teken, dat hij de Noordzee beheerste, voerde hij (aldus een bericht) de bezem in de mast. In Febr. 1653 trachtte hij Blake het uitlopen uit de Theems te beletten; er ontstond een hevig gevecht, waarbij de Nederlanders belemmerd werden door de aanwezigheid van een koopvaardijvloot van 150 schepen. Tromp maakte van de naderende nacht gebruik, om de koopvaarders veilig door Het Kanaal te brengen. Op de derde morgen werd hij door Blake ingehaald op de hoogte van Bevesier, waarna de beide vloten in een ontredderde toestand haar havens moesten opzoeken (driedaagse zeeslag bij Portland).
Eerst tegen het einde van Mei kon Tromp met zijn vloot weer in zee steken. 12 Juni aanvaardde hij een zeeslag op de Vlaamse kust tegen de Engelsen onder de admiraals Deane en Monk, waarin eerstgenoemde sneuvelde. Tromp achtte het geraden naar de Wielingen te wijken. Op 8 Aug. 1653 geraakte hij voor Katwijk slaags met de Engelse vloot zonder beslissende voordelen te behalen. De volgende dag kwam De With hem met nog 30 schepen bijstaan en 10 Aug., heel kort na het hervatten van de strijd, werd Tromp door een musketkogel in de linkerborst dodelijk getroffen; de Staatse vloot leed een geduchte nederlaag. De Staten deden te zijner eer een marmeren praalgraf verrijzen in de Oude Kerk te Delft. Zijn beminnelijk karakter had hem de naam „Bestevaer” bezorgd. Hij was een zeer goed tacticus en de eerste, die de „linietactiek” in het gevecht doorvoerde (1639). Deze tactiek van Tromp, waarbij alle schepen van de vloot in kiellinie achter elkander voeren, vond navolging en heeft standgehouden tot in Wereldoorlog II toe. Tromp was tevens een goed organisator en een bekwaam en dapper zeeman.
Lit.: Oostkamp, Leven en daden van M. H. T. en Jacob van Wassenaer van Obdam (1825); Joh. H. Been, Een zeemanszoon uit de 17de eeuw (1896); M. G. de Boer, T. en de Armada van 1639 (1941); Idem, Het proefjaar van M. H. T. (1946); Idem, T. en de Duinkerkers (1949); F. Graefe, De kapiteinsjaren van M. H. T. (1938); Boxer, T.’s Journal. 1639 (1930); J. E. Elias Schetsen uit de Gesch. v. ons zeewezen (1930); J. C. M. Warnsinck, Twaalf doorluchtige zeehelden (1941); S. R. Gardiner en C. T. Atkinson, Letters and Papers Relating to the First Dutch War (1930).