(1) een graafschap ten O. van Bentheim in West-Duitsland, was in de Middeleeuwen steeds in het bezit van de Tecklenburgs, maar in 1547 werd Koenraad van Tecklenburg in de rijksban gedaan en van zijn goederen beroofd: wegens ketterij en rebellie. Keizer Karei V schonk toen Lingen aan zijn veldheer Maximiliaan van Egmond, die het vermaakte aan zijn dochter Anna van Buren, de eerste gemalin van prins Willem van Oranje.
Het werd sinds die tijd gerekend tot de 17 Nederlanden en stond onder de stadhouder van Overijsel, Drente enz. De Staten van het land weigerden mee te doen met de Unie van Utrecht, maar aangezien de stadhouder, Rennenberg, wèl tekende, wordt het toch vaak daartoe gerekend. In 1578 was de prins in zijn bezitsrechten erkend, maar Spaanse troepen bezetten het graafschap tegelijk met vele steden in het O. van Overijsel. Eerst in 1597 heroverde prins Maurits Lingen; in 1605 verloor hij het weer door de veroveringen van Spinola. In 1632 vermeesterden Zweedse troepen het graafschap en herstelden de Oranjes in hun bezit, wat bij de vrede van Munster in 1648 door de Spaanse koning werd bevestigd. In 1702 werd het gerekend tot het Pruisische deel der erfenis van Willem III, wat in 1713 werd erkend en sedertdien behoorde Lingen tot Pruisen, met uitzondering van de jaren der Franse overheersing: in 1807 werd het door Napoleon gevoegd bij het groothertogdom Berg, in 1810, tegelijk met Oldenburg enz., bij Frankrijk ingelijfd (tot 1813).Lit.: Schriever, Gesch. d. Kreises L. (2 dln, 1905).
(2), Westduitse stad in het Land Nedersaksen, vroegere hoofdstad van het graafschap Lingen, met (1950) 20740 inw. (1939: 13 100; 1945: 15 670), v.w. 62 pct R.K., 36 pct Evang., 2 pct andersdenkenden, ligt aan de Ems en aan de spoorweg Rheine-Norden. Het raadhuis dateert uit 1663. Lingen bezit een gymnasium, dat in 1820 uit de vroegere universiteit (1685 -1819) ontstaan is, en heeft enige industrie. Er is een veemarkt. Te Lingen had in 1799 het zgn. Oranje-rassemblement plaats onder de toenmalige erfprins van Oranje, ten doel hebbende om, wanneer de Engelsen en Russen een inval in het W. van de Republiek der Verenigde Nederlanden deden, tegelijkertijd dit land van de oostzijde binnen te dringen. Het aantal gebouwen en woningen (1939: 100 pct) bedroeg in 1945: 80 resp. 76 pct, in 1950: 90 pct resp. 85 pct.