in oude stukken ook Lenge gespeld of als Lange Water aangeduid, is een reeds zeer vroeg beteugelde tak der voormalige Rijndelta. Naar geologisch onderzoek heeft vastgesteld, heeft zij tal van verbindingen tussen Rijn-Lek en Waal gehad en ook een tijd gekend, dat de Waal er nog niet was, zodat het water der vervorkende rivier o.a. gedeeltelijk door het Linge-bed westwaarts stroomde — mede door de Alblasserwaard — ter hoogte van de Arkelsche Dam de Zederik opnemend.
Deze laatste vinden wij, getemd en gedurende eeuwen van de Lek afgesneden, dus toen uitsluitend gebruikt als polderboezem, thans terug, behalve als zodanig, ook als scheepvaartkanaal in de verbinding met de Waal, aan Amsterdam in 1826 bezorgd en in de jaren tussen 1880 en ’90 verbeterd. De kaart vertoont dit ondereinde der Linge nog duidelijk als oorspronkelijke, sterk kronkelende rivier.Zodra de geschiedbronnen haar vermelden, komt zij ons onder de ogen als dienstbaar gemaakt aan de afwatering van alle land tussen Rijn-Lek en Waal, waartoe zij oostwaarts verlengd moet zijn. Zo bestaat zij thans, zich vormende uit een waaier van kwelen regenwater aanvoerende weteringen, die zich verenigen bij de Karbruggen, in de weg Bemmel - Huissen, in haar bovenloop uit twee parallel gegraven Landweteringen, Rijn- en Waalwetering genaamd, waartussen ettelijke communicaties, totdat deze zich ter hoogte van Resteren voorgoed verenigen. Zij kruist, allengs het karakter van een kleine rivier aannemend, door een grondduiker de laatst tot stand gebrachte verbinding van Amsterdam met de Rijn ten N. van Tiel, stromend door een reeks natuurlijke bekkens, die zij onderling verbindt, door de „stroomgronden”, afgezet door verdwenen rivierarmen, dwars heen gegraven en' aldoor uit Noord en Zuid weteringen opnemend, tot zij, als gevolg van haar karakter van „rest-water”, zelf door „oeverwallen” wordt begeleid, die haar scheiden van de, toch op haar afwaterende, „komgronden” tussen haar en de Lek en haar en de Waal gelegen. Rechtstreeks en door tussenkomst van de Zederik ziet zij zich haar laatste toevoeren afgeleverd uit de Vijfheerenlanden. Tot het einde der 18de eeuw stroomde zij vrij, door de haven van Gorinchem, in de Merwede af. Daarna kreeg zij eerst hier sluizen, vervolgens in 1819 een, weder door een spuisluis gesloten, ca 10 km westelijker verlegde mond, nadat daartoe het Kanaal van Stenenhoek was gegraven, ten einde haar onder Hardinxveld, recht tegenover de Biesbosch, het buitenwater te doen vinden, want hier plachten de ebben meer dan een meter lager af te lopen. Van haar oorsprong tot Hardinxveld is zij ruim 100 km lang. Zij levert te Stenenhoek soms 60 m3 water per sec af, ook al zijn er onderweg reeds 29 afgemalen. Haar historie is een doorlopende strijd om vlottere lozing. Zij was een twistappel tussen Gelre dat lozen wilde en Holland, dat zich bedreigd gevoelde door inundatie en zich niet ontzag haar dwars te dammen aan zijn grens bij Asperen. Thans beheerst en bemaalt haar krachtig een Waterschap van de Linge, dat de lozing en watervoorziening van meer dan 70 000 ha verzorgt.
De Linge is bevaarbaar voor middelgrote schepen van haar mond tot Geldermalsen; kleine kunnen haar adfluent, de Kome, op tot bij Buren; hogerop geen scheepvaart en versperring door stuwen, die haar remmen bij haar afdaling uit terrein tot 12 m +N.A.P. naar o m +N.A.P. Plaatsen van enige betekenis aan de Linge, van O. naar W.: Eist, Zetten, Geldermalsen, gemeenten Deil en Beesd, Asperen, Leerdam, Heukelum, Arkel, Gorinchem; de cursief gedrukte met niet onbelangrijke industrieën. Haar benedenloop is ongemeen schilderachtig.