Nieuw-Grieks humanist en theoloog uit de 17de eeuw, in Italië bekend onder de naam Allazio of Allacci (Ghio 1586 Rome 1669), ging op negenjarige leeftijd naar Rome en werd leerling aan het Griekse college, gesticht door paus Gregorius XIII met het doel een katholieke Griekse clerus te vormen, die dan in eigen land voor de hereniging van de Kerken zou ijveren. Zijn buitengewoon verstand en geheugen stelden Allatios in staat, zowel het Grieks als het Latijn te beheersen en diploma’s in de theologie, filosofie en de medicijnen te behalen.
Buitengewoon gewaardeerd te Rome, werd hij benoemd als scriptor aan de bibliotheek van het Vaticaan, waar hij met de studie van de handschriften een begin maakte, een studie, die hij zijn gehele leven voortzette. Paus Gregorius XV belastte hem met de moeilijke opdracht te Heidelberg de beroemde bibliotheek, die Maximiliaan van Beieren aan de Heilige Stoel legateerde, te gaan halen. In 1622 kwam hij terug met 196 kisten vol manuscripten en kostbare boeken. De paus was er verrukt over, maar stierf, nog voor hij Allatios had kunnen belonen; zijn opvolger Urbanus VIII, wierp hem in de gevangenis onder de beschuldiging dat Allatios zich aan diefstal van boeken had schuldig gemaakt. Maar de onschuld van den geleerde werd bewezen. Allatios werd nu (1622) achtereenvolgens bibliothecaris van kardinaal Biscia en kardinaal Barberini. In 1661 werd hij door paus Alexander VII tot conservator van de bibliotheek van het Vaticaan benoemd. De vermaardheid van Allatios was zodanig in de 17de eeuw, dat, toen Lodewijk XIV, koning van Frankrijk, besloot om door renten vreemde geleerden te belonen, hij daarbij in de eerste plaats aan Allatios dacht. Niettegenstaande zijn katholiek geloof, was hij toch zeer gehecht aan zijn eigen land, dat de Orthodoxie aankleefde; hij overwoog, dat het schisma tussen orthodoxen en katholieken alle ongelukken in Griekenland had gebracht, schisma dat op geen enkel leerstellig verschil steunde. Hij schreef en werkte dan ook ijverig om de Grieken ervan te overtuigen zich te verenigen met de Kerk van Rome. Zijn werk is zeer uitgebreid. Hij liet werken na, betrekking hebbende op de schrijvers van de Griekse Oudheid: Socratis Anthistheris, Aristippi, Simonis, Xenophontis, Aeschinis, Platonis, Phaedri et aliorum Socraticorum epistolae, graece et latine, cum notis et dialogo de scriptis Socratis (Parijs 1637); Procli Diadochi paraphrasis in Ptolemaei libros IV de siderum effectionibus (Leiden 1635); Sallustii philosophi opusculum de diis et mundo (Rome 1639). Vervolgens schreef hij een groot aantal werken en bezorgde uitgaven, betreffende de Byzantijnse literatuur, die sommige geleerden nauwelijks in die tijd begonnen te bestuderen. Verder schreef hij vele werken in verband met de hereniging der Kerken, waarvan het meest bijzondere De ecclesiae occidentalis atque orientalis perpetua consensione libri III (Keulen 1648). Men vindt een gedetailleerde catalogus van al zijn werken (de onuitgegeven werken beslaan 236 vol.) bij E. Legrand, Bibliographie hellénique du XVIIe siècle (dl III, Paris 1895).DR V. MOREL O. CAP.
Lit.: Gradi, L.eonis Allatii vita in Nova bibliotheca Patrum; t. VI; uitgegeven door Mai; E. Dupin, Bibliothèque des auteurs ecclésiastiques du XVIIe siècle, t. III, blz. 4-56 (Paris 1708).