Zweeds veldmaarschalk (Torstenaslot 17 Aug. 1603 -Stockholm 7 Apr. 1651), stamde uit een oud Zweeds adellijk geslacht, trad in 1618 in hof- en staatsdienst, nam deel, aan de zijde van koning Gustaaf Adolf, aan de krijgsverrichtingen in Polen, en werd in 1630 bevorderd tot chef van de Zweedse artillerie, in welke functie hij zich, ook in de latere jaren na ’s konings dood onder Banér, zeer verdienstelijk maakte. In 1640 werd hij benoemd tot Rijksraad, in 1641, na Banér’s dood, tot veldmaarschalk.
Grote successen behaalde hij nadien in Jutland, waar hij de Deense koning Christiaan IV tot de vrede dwong, en in Bohemen, waar hij de keizerlijken versloeg bij Jankow en tot voor Wenen doordrong, ondernemingen, die de besprekingen te Osnabrück hebben bespoedigd. Met Banér, Dahlberg en Wrangel behoort Torstenson tot de bekwaamste militairen van Zweden gedurende de Gouden Eeuw.Bibl.: brieven van zijn hand uitg. d. P. S on den, in: Rikskansleren Axel Oxenstiemas Skrifter och brefväxling, VIII, L. T.’s bref 1634-’49 (Stockholm 1897).