Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LEGISTEN

betekenis & definitie

(„legistae” van lat. lex, wet, eigenl. wetsgeleerden) is vooral in de Franse rechtsgeschiedenis de gebruikelijke naam (sinds de 14de eeuw heten ze ook wel „chevaliers ès-lois”) voor de Romeins-rechtelijk gevormde juristen die sinds de 13de eeuw de wetgeving van Justinianus (de leges) grote invloed verschaften op de practijk van het Franse privaat- en publiekrecht en door hun Romeinse staatsbegrip veel hebben bijgedragen tot de versterking van het centrale koninklijke gezag in Frankrijk, speciaal ten aanzien van rechtspraak, wetgeving en belastingheffing. Vooral hun beroep op regels als „ Quod principi placuit legis habet vigorem” (Inst. 1, 2, 6, de wil van de vorst is wet, si veut le roy, si veut la loy) en „Princeps legibus sclutusest” (Ulpianus, D. 1, 3, 31 : de vorst staat boven de wet) werkte er krachtig toe mede de theoretische grondslag te leggen voor de ontwikkeling van een koninklijk souvereiniteitsbegrip dat zich enerzijds richtte tegen de lagere feodale machthebbers en de vrije steden, anderzijds tegen de wereldlijke aanspraken van de Kerk.

Philips IV de Schone vond omstreeks 1300 dan ook steun in zijn conflict met Paus Bonifacius VIII en Paus Clemens V bij zijn legist Guillaume de Nogaret. Voorts zijn Guillaume de Plaisians (gest. 1313), Pierre Flotte, Pierre de Cuignières te noemen. Ook later hebben de legisten, geschoold in het Romeins recht, de vrijheden van de Franse kerk verdedigd (o.a. de Protestanten Du Moulin en Pierre Pithou) zie Gallicanisme).PROF.MR.H.R.HOETINK

Lit.: Ol. Martin, Hist. du droit franç. (1948); A. Esmein, Cours éléments d’hist. du droit franç. (15e éd. 1925); G. de Lagarde, La naissance de l’esprit laïque, dl I (1934), blz. 231 v.; G. Digard, Philippe le Bel et le Saint-Siège de 1285 à 1304, 2 dln (1937).

< >