legesgelden of kanselarijgelden waren oorspronkelijk gelden, die door de ambtenaren van bureau’s. griffies en secretarieën geheven werden van particulieren, die genoodzaakt waren van de dienst van die ambtenaren gebruik te maken. Het waren heffingen van Staatswege, die een deel van het tractement der ambtenaren vormden.
Tegenwoordig moeten de voor de verrichtingen van ambtenaren te betalen leges gewoonlijk aan de openbare kas worden afgedragen (z art. 111 en 275 der gemeentewet en art. 120bis der Provinciale wet). De legesheffing is thans in hoofdzaak beperkt tot de gevallen, waarin van overheidswege aan particulieren afschriften van besluiten of andere stukken worden afgegeven.
