heet het beroemdste toneelstuk van Pierre Corneille (eind 1636) naar de hoofdpersoon daarvan. Corneille heeft hiervoor gevolgd het stuk Las mocedades del Cid van de Spanjaard Guillén de Castro (gedrukt 1618), en wel het eerste gedeelte (3 bedrijven met in totaal ruim 3000 korte verzen).
Corneille’s stuk telt 5 bedrijven en 1840 alexandrijnen; vaak vertaalt hij letterlijk of volgt van dichtbij de Spaanse tekst. Het stuk behandelt de strijd tussen plichten liefde: Rodrigue heeft Chimène lief; haar vader heeft echter Rodrigue’s vader beledigd door hem een oorvijg te geven (istebedr.). De oude vader vraagt zijn zoon hem te wreken, wat deze doet, waarop Chimène gerechtigheid vraagt (2de bedr.). Beiden treuren, beiden willen toch niet anders gehandeld hebben.
Rodrigue gaat de Moren bestrijden (3de bedr.); hij komt terug beladen met roem, maar Chimène vraagt nog steeds om recht; een ander zal haar kampioen zijn (4de bedr.). Chimène wenst dat Rodrigue zich verdedigt (het beroemde vers: Sors vainqueur d'un combat dont Chimène est le prix, Wees overwinnaar in een strijd waarin Ch. de prijs is) en als hij zijn tegenstander overwonnen heeft, kan de toeschouwer met recht hopen, dat in de toekomst beiden verenigd zullen worden. Het stuk had een geweldig succes, maar wekte ook afgunst, die zich uitte in een regen van pamfletten, dat is de Querelle du Cid (Twist om de Cid). Scudéry schrijft anoniem Observations sur le Cid; Corneille antwoordt met Excuse à Ariste, vervolgens met een Défense du Cid die verloren is gegaan, Mairet mengt zich in de strijd.
Scudéry wendt zich tot de Académie française, die ten slotte de vereiste toestemming van Corneille krijgt om zijn werk te beoordelen (13 Juni 1637). De Académie benoemt een commissie van 3 leden voor het opstellen van het oordeel over het onderwerp, de hele Académie zal de stijl beoordelen. Nadat ettelijke malen Richelieu het ontwerp teruggestuurd heeft, de commissie vernieuwd en veranderd is, stelt ten slotte Chapelain het stuk op dat in 1638 verschijnt: Les sentiments de l’Académie française sur la tragi-comédie du Cid. Het stuk tracht de kool en de geit te sparen, Richelieu ter wille te zijn in zijn literaire naijver, maar anderzijds het oordeel van het publiek niet te disqualificeren. Al vóór de verschijning had op last van Richelieu Boisrobert een brief geschreven waarin het debat gesloten werd verklaard (aan Mairet, 5 Oct. 1637) (z ook Corneille).DR G. G. ELLERBROEK
Bibl.: Uitg. van Corneille in de Collection des grands écrivains de la France (12 dln). Talrijke aparte uitg., de meeste met uitvoer. inl. over bronnen, succes, querelle enz., o.a. de uitg. van L. Petit de Julleville (Paris 1908).
Lit.: E. Hunger, Der Cidstreit in chronologischer Ordnung (Leipzig 1891); G. Collas, Les sentiments de l’Ac. franç. sur la tragi-comédie du Cid, d’après le ms. de la main de Chapelain conservé à la Bibl. Nat. (1912); Adam, A travers la Querelle du Cid, in: Rev. d’hist. de ta philos., VI (1938); G.
L. v. Loosbroeck, The purpose of Corneille's Cid (Minneapolis 1921); E. Gros, Le Cid après Corneille. Suites, restitutions, imitations (in: Rev. d’hist. litt. de la France, 1923 en 1924); B.
Matulka, The Cid as a courtly hero from the Amadio to Corneille (N.Y. 1928); H. Lyonnet, Le Cid de Corneille (Paris 1929); G. Reynier, Le Cid de Corneille. Etude et analyse (Paris 1929); L.
Santelices, Las mocedades del Cid de Guillén de Castro; le Cid de Pierre Corneille; y el Honrador de su padre, J. B. Diamante (in Anales de la Universidad de Chile, 1932).