Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Le CORBUSIER

betekenis & definitie

pseudoniem voor Charles Edouard Jeanneret, Zwitsers-Frans architect, schilder en schrijver (La Chaux-de-Fonds 6 Oct. 1887), studeerde een jaar (igo8-’o9) bij de architect Auguste Perret, werkte vervolgens bij de Berlijnse architect Peter Behrens en bij de Wener Jozef Hoffmann. In 1912 reist hij door Italië, de Balkan, Griekenland en Klein-Azië.

Na zijn ontmoeting met de schilder Ozenfant (1918) interesseert hij zich voor de abstracte schilderkunst, en richt met deze en met Paul Dermée het tijdschrift l’Esprit Nouveau op (1920). Samen met zijn neef Pierre Jeanneret richt hij in 1922 een eigen architectenbureau te Parijs op. Met zijn villa’s voor Ozenfant te Vaucresson, voor Jeanneret te Auteuil en de tuinstad Pessac bij Bordeaux (1925) geeft hij blijk van een totaal nieuwe kijk op architectuur, die hij uitstippelt in zijn bekende boek Vers une architecture (1923). Op de tentoonstelling van decoratieve kunsten te Parijs 1925 trekt zijn Paviljoen „l’Esprit Nouveau” sterk de aandacht: het is een model van zijn opvattingen op het gebied van architectuur, aanverwante kunsten en stedebouw.Zijn essentiële ideeën blijven in zijn verdere werken gehandhaafd en berusten op vijf door hem opgestelde punten:

1. het construeren met kolommen en skelet, die dragende muurconstructies overbodig maken, en eventueel veroorloven de tuin vrij onder de gebouwen door te laten lopen;
2. door de skeletbouw kan de opbouw en verdiepingindeling geheel vrij op de vloeren opgesteld worden;
3. en kunnen de vensters geheel horizontaal of zelfs geheel als glazen wand doorlopen in onbeperkte lengte;
4. bovendien kunnen de gevels, bevrijd van dragende functies, geheel vrij om het bouwwerk op de overstekende vloeren opgesteld worden;
5. de gebouwen kunnen afgedekt worden met daktuinen, die als isolerende zandmassa’s op de bovenste beton-vloer liggen en de openheid en het groen van moderne stedebouw onderstrepen.

Deze punten verwerkelijkte hij in zijn villa’s te Garches (1926), te Poissy (1928) en met drie huizen op de Werkbund-Ausstellung te Stuttgart (1927) en ontwikkelde hij verder in zijn grandioze plannen voor een regeringsgebouw te Moskou en het Paleis voor de Volkenbond te Genève, waarmede hij een eerste prijs verwierf (1927) maar waar hij ook na verdere uitwerking in 1932 door tegenwerking van uitvoering uitgesloten bleef.

Als belangrijkste uitgevoerde werken van hem gelden het Zwitserse Studentenhuis in de Cité Universitaire en het Gebouw voor het Leger des Heils bij Porte d’Ivry in Parijs (1931-1935).

Belangrijke stedebouwkundige projecten, die niet tot uitvoering geraken maakte hij voor Rio de Janeiro, Algiers, Nemours (Algerije), Antwerpen en Barcelona. Ook een belangwekkend museumplan voor Parijs wordt niet uitgevoerd (1935). Op de tentoonstelling 1937 te Parijs komt hij na tegenwerking toch weer met een demonstratie van zijn ideeën in een grote tent voor de dag, en in 1942 voltooit hij zijn studies over dc „lineaire” stad.

Zijn volgelingen realiseren over de gehele wereld zijn ideeën, waar hij zelf zo noodlottig van uitvoering van grote plannen verstoken schijnt te blijven, zo o.a. een ministerie te Rio de Janeiro (1943) waar hij als supervisor bij betrokken werd.

Na Wereldoorlog II kreeg hij opdracht voor de herbouw van Saint-Dié en la RochelIe-la-Palissée, en een groot flatgebouw voor 1500 bewoners te Marseille is in aanbouw. In 1947 maakte hij deel uit van de architecten-commissie voor de bouw van het paleis der Ver. Naties in Amerika, maar ook hier schijnen zijn nieuwe ideeën verworpen te zijn.

Het is vooral Le Corbusier, die gestalte heeft gegeven aan de progressieve architectuur sinds 1920, die streeft naar een harmonie in technisch, sociologisch en aesthetisch opzicht met de wereld van de techniek (schepen, treinen, vliegtuigen, bruggen, hallen en machinale serie-artikelen).

Met een verbazingwekkende vindingrijkheid, met een diepgeworteld sociaal besef, en met een kunstgevoel dat hem ook dreef naar de abstracte schilderkunst, heeft hij vorm gegeven aan vraagstukken van stedebouw en bouwkunst, die op de architectuur van onze eeuw een grote invloed zal blijven uitoefenen. Zijn geestdriftige meeslepende publicaties zijn een bron van inspiratie voor talrijke jongeren.

ARTHUR STAAL

Bibl.: bekendste publicaties: Vers une architecture (1923); l’Art décoratif d’aujourd’hui (1925); Urbanisme (1925); Une maison-un palais (1928); Précision (1930); Croisade (1933); La Ville Radieuse (1935); Quand les cathédrales étaient blanches (1937) » Des canons? des munitions? merci, des logis, s.v.p. (1938); La maison des hommes (met Pierrefeu ( 1942) ; La Charte d’Athènes (1943)-

Lit.: L’Architecture vivante, 8 dln (Paris 1926-’40) ; Œuvre complète, 4 dln (Zürich 1930-’46) ; L’Architecture d’aujourd’hui (Paris 1933); S. Papadaki, Le Corbusier (New York 1948); De Pierrefeu, Le C. (Paris 1934); Maximilien Gauthier, Le C. (Paris 1945); Ir Van den Erve .Le Corbusier (Utrecht 1949).

< >