(Lobegott Friedrich), Duits Protestants theoloog (Lengenfeld bij Reichenbach, Saksen, 18 Jan. 1815 Leipzig 7 Dec. 1873), was sedert 1845 hoogleraar te Leipzig in de exegese van het Nieuwe Testament en is vooral bekend geworden door zijn reizen in dienst der Nieuwtestamentische tekstcritiek en zijn „Editio octava critica maior” (2 dln, 1864-1872) van het Griekse N.T., waarin de door hem ontdekte Codex Sinaïticus naast B (de Vaticanus) een zeer belangrijke rol speelde.
Tot op zekere hoogte kan men van de Griekse tekst, waarnaar thans onze vertalingen zich richten, zeggen, dat dit een B-?-tekst is. De Sinaïticus ontdekte hij in het Catharinaklooster op de Sinaï in 1859. Thans bevindt deze zich in het Brits Museum (in 1911 verscheen een fotografische reproductie door Kirsopp Lake). De Sinaïticus omvat O.T. en N.T. mèt de brief van Barnabas en een deel van Hermas. Hij stamt uit de 4de eeuw. Of Tischendorf’s verdiensten als palaeograaf zó groot zijn als zijn tektscritische tact en oordeelsvermogen, is misschien te betwijfelen, maar zijn gezag is, terecht, nog zeer groot en zijn werk onmisbaar.
Met Westcott, Hort en Tregelles heeft hij die fundamenten gelegd der Nieuwtestamentische tekstcritiek, die reeds een eeuw lang stand hielden, al zullen nieuwe vondsten voortgaan te tonen, dat de werkelijkheid nog meer heeft omvat dan hij kon vermoeden.
Lit.: J. E. Volbeding, C.T. (Leipzig 1862); A. W. Bronsveld, F. L. G. T., in Mannen van beteekenis VI, 9 (Haarlem 1875); W. Haan, Sachs. Schriftsteller (1875); L. Schneller, T. Erinnerungen (1927).