Nieuw-testamenticus (Southampton 7 Apr. 1872 - Pasadena, Calif., U.S.A., 10 Nov. 1946), werd in 1904 hoogleraar voor het N. T. en de Oudchristelijke letterkunde te Leiden, kwam in 1914 in de theologische faculteit van Harvard (Cambridge, Mass.) en doceerde 1932-’38 in de faculteit van letteren en geschiedenis aldaar.
Hij was een zeer bekwaam en zelfstandig tekstcriticus en historicus, bekend o.m. door de fototypische reproductie van de Codex Sinaiticus (1911-1922), zijn inleiding in de tekstgeschiedenis (1900 enz.) en tal van fundamentele uitgaven op dit gebied. Zijn theologische richting was liberaal Anglicaans, met neiging tot radicalisme.Bibl. : o.m. The Text of the N.T. (1900) ; Codex 1 and its Allies (1902) ; Texts from Mount Athos (1902) ; The Athos-leaves of Cod. H-Paul (1904) ; The Earlier Epistles of St Paul (1911) ; The Codex Sinaiticus, 2 din (1911, 1922); The Apostolic Fathers (1912); Landmarks of Early Christian History (1920) ; The Caesarean Text of Mark (1927); Six Collations of N.T. Mss. (1932); The Beginnings of Christianity, 5 vols (1920-1932); Paul, His Heritage and Legacy (1934); Studies and Documents (i936ff.); Dated Greek Minuscule Manuscripts, 11 vols (1935-1945), etc.
Lit.: Biografie in „Quantulacumque”, Lake aangeboden op zijn 65ste verjaardag (1936); J. de Zwaan, Ned. Theol. Tijdschrift I, 1946-,47, 317-320.
