(1) is de voornaamste stad van Noord-Kaapland, telt (1946) met voorsteden: 73 000 inw., van wie 23 000 blanken, 13 000 kleurlingen, 1000 Aziaten en 36 000 naturellen. Het is een groot diamantcentrum, zetel van de vermaarde De Beersmaatschappij, met vijf mijnen, waarvan de twee oudste echter permanent gesloten zijn.
De geweldige kraters der open mijnen zijn een bezienswaardigheid; ook bij ondergrondse mijnbouw wordt nl. de open put daarboven door instorting voortdurend dieper. De marktpolitiek brengt soms sluiting van de mijnen mee en Kimberley heeft hierdoor een tijdlang zwaar geleden, vooral wegens de mededinging van Belgisch-Kongo. De na-oorlogse jaren hebben echter een sterke herleving gebracht, speciaal door de grote vraag naar industriële diamant. Belangrijk is te Kimberley ook de handel in alluviale diamant van de delverijen in de omgeving. Gelukkig is de stad niet meer zo uitsluitend van diamant afhankelijk als voorheen; zij trekt voordeel uit de ontginning van onedele delfstoffen in Grikwaland West (mangaan, wolfram, asbest en gips) en van de bloeiende, hoewel extensieve veeteelt.Kimberley is in 1871 ontstaan als delverskamp, waaraan het onregelmatige grondplan van de binnenstad nog herinnert. Dit vormt een treffend verschil met het gewone rechthoekige stratenplan der meeste Zuidafrikaanse steden. De stad is genoemd naar de Britse liberale staatsman John Wodehouse Kimberley (1826-1902), die vele malen minister was, o.a. van 1870-1874 minister van Koloniën.
Na vergeefse pogingen van de Oranje Vrijstaat, om zijn rechten op de diamantvelden te doen gelden, is Grikwaland West een tijdlang als Britse kroonkolonie bestuurd en in 1880 bij de Kaapkolonie ingelijfd. Van Oct. 1899 tot Febr. 1900 is Kimberley door de Boeren belegerd, maar door Lord Roberts ontzet.
PROF. DR P. SERTON
Lit.: G. F. Gardner, The Diamond Mines of South Africa (New York 1906).
(2), district in een deel van N.W.-Australië, groot 155 000 km2, vnl. bestaande uit palaeozoïsche plateau’s, die door diepe rivierdalen van elkaar gescheiden zijn. De mondingen van deze rivieren zijn door een positieve niveauverandering onder water gekomen en door de sterke getijdewerking verbreed. Dank zij de N.W. moesson heeft men aan de kust mangrovewouden en landinwaarts steeds lichter wordende bossen en savannen. In het binnenland leven waarschijnlijk meer dan io ooo Australische inboorlingen, de blanke bevolking bestaat uit enkele missionarissen.