is waterhoudend calciumsulfaat, CaSO4. 2H2O. Het komt, afgezet uit zeewater, als mineraal in grote hoeveelheden en zeer verbreid voor, meestal als een min of meer dicht gesteente (gipssteen), zelden als fraaie kristallen (mariaglas of gipsspaath).
Anhydriet is watervrij calciumsulfaat, waarvan evenzo grote afzettingen bekend zijn. Gipsalbast is een doorschijnende vorm van gips, die voor kunstvoorwerpen wordt gebruikt. De oplosbaarheid van gips in water bedraagt slechts 0,25 pct maar niettemin is het gipsgehalte de voornaamste oorzaak van de zgn. blijvende hardheid daarvan, die niet, zoals de door calciumcarbonaat veroorzaakte hardheid, door koken te niet wordt gedaan.Naast enige toepassing als meststof vinden gips en anhydriet, zowel in de vorm van het gemalen mineraal als in gepraecipiteerde vorm toepassing in de verfindustrie als een goedkoop wit pigment (terra alba) en als draag- en vulstof met andere pigmenten; ook school,,krijt” is vaak gips. Grote hoeveelheden worden gebruikt als vulstof voor de papierindustrie. Sedert Wereldoorlog I heeft men in Duitsland ook veel gips gebruikt als grondstof voor de winning van zwavelzuur; dit procédé heeft echter alleen betekenis in een autarkische economie. Het meeste gips wordt echter gebrand, d.w.z. door voorzichtige verhitting bij 180 gr. (tussen 110 gr. en 180 gr.) wordt het omgezet in het hemihydraat CaSO2. ½ H2O (stuc, stuc gips of platre de Paris).
Met een ongeveer gelijk gewicht water aangemaakt vormt deze gebrande gips in 10-20 minuten onder een geringe volumevergroting een vrij harde massa van gips. Als zodanig vindt gebrande gips zeer veel toepassing voor het maken van afgietsels van beelden, medailles en andere voorwerpen, zowel in positieve als in negatieve vorm. Verder voor het aanbrengen van versieringen en reliëfs aan muren en plafonds e.d.; voorts voor het maken van afgietsels in de tandheelkunde, orthopaedie enz. en gipsverband. Het af binden van gips wordt beïnvloed door tal van stoffen; zo werken versnellend: aluin, chloriden, sulfaten en nitraten van de alkalimetalen en sterke zuren; vertragend werken daarentegen organische zuren, zoals melkzuur en azijnzuur; verder borax, ammoniak, lijm en calciumchloride.
Voorts wordt het gips harder door aluin of borax. Het gipsafgietsel kan ook later nog worden gehard door silico fluoriden (z fluor) en borax en door impregnatie met kunstharsen, terwijl voor een gladder oppervlak wel impregnatie plaats vindt met paraffine. Het aanmaken van gips met lijmwater geeft ook een steviger product, terwijl voorts bij grotere stukken een wapening met repen textiel of metaalgaas resp. met steunsels van hout of ijzer wordt toegepast. Door oververhitting bij het branden van gips ontstaat gemakkelijk een minderwaardig product (doodgebrande gips).
Bij veel hogere temperaturen, 850-900 gr., ontstaat echter weer een waardevol product, een watervrij calciumsulfaat in zeer fijne vorm, dat als gipskalk (estrich-gips) in mortels kan worden gebruikt. Marmercement is een zelfde product, waarvan het gips voor het branden eerst in aluinoplossing gedrenkt wordt. Ook producten die met portlandcement overeenkomen, kunnen uit gips worden verkregen.
Een belangrijk gebruiksterrein voor gebrande gips is de vervaardiging van brandvrije bouwplaten, die wel licht maar niet erg sterk zijn, dooriet, houtwol, houtmeel e.d. met een gipsmassa te impregneren. Kunstmatige anhydriet wordt als drierite gebruikt als droogmiddel in de chemische techniek en in het laboratorium. Amerika, Duitsland, Engeland en Frankrijk zijn de belangrijkste producenten van gips.
PROF. DR J. A. A.
KETELAAR
Lit.: Ullmann, Enz. techn. Chemie, 3,690(1929); Thorpe’s Dict. of Applied Chemistry, 6, 159 (1943); J. F. van Oss, Warenkennis en Technologie I (Amsterdam 1948), p. 340.