Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

Kerkvoogdij

betekenis & definitie

De verzorging van de stoffelijke belangen ener gemeente, voorzover niet van diaconale aard, is in de Ned. Herv.

Kerk opgedragen aan een kerkvoogdij. Deze beheert de goederen en fondsen (z hiervoor: kerkelijke goederen) en voorziet uit de inkomsten daarvan, door een hoofdelijke omslag en ingezamelde gaven, in de kosten van de eredienst, het onderhoud van kerkgebouwen, pastorieën en andere eigendommen, kerkelijke begraafplaatsen, tractementen enz. Kerkvoogden worden bijgestaan door het college van notabelen. Doorgaans worden zij ook gekozen door notabelen, dezen op hun beurt door stemgerechtigde lidmaten.In de nieuwe Kerkorde wordt in de Ordinantie voor de kerkelijke financiën vooral gestreefd naar een nauwer verband tussen Bestuur en Beheer, met name door de figuur van de ouderling-kerkvoogd. De bredere kerkvoogdij-organen zijn thans de provinciale commissies en een algemene kerkvoogdyraad. Over hun taak en andere bijzonderheden handelt de kerkorde in Ordin. 16, artt. 1-15.

In de gemeenten der Gereformeerde Kerken en der Remonstrantse Broederschap kent men geen kerkvoogdij en worden de genoemde belangen behartigd door de kerkeraad. In de Lutherse Kerken bestaat een College van kerkrentmeesters, dat echter deel uitmaakt van de kerkeraad. In de R. K. Kerk spreekt men van kerkmeesters. Dezen vormen te zamen met de pastoor het kerkbestuur en worden voor vier jaren benoemd door de bisschop uit een voordracht van twee candidaten, door het kerkbestuur opgemaakt.

Lit.: H. H. Riepma, Hervormd Kerkrecht (Assen 1940); voorts de Kerkorden der verschillende Kerken.

< >