is de Slavische schrijf- en kerktaal, die het eerst gebruikt is (in 863 en volgende jaren) door Cyrillus (ook Konstantinos geheten), zijn broeder Methodius en hun leerlingen voor hun bijbelvertaling en andere kerkelijke boeken. Tegenwoordig is het Kerkslavisch nog de liturgische taal van de tot de Grieks-Orthodoxe kerk behorende en de met Rome geünieerde Oosters-Katholieke Slaven (Russen, Serviërs en Bulgaren), al is het ook in de loop der eeuwen in al deze landen sterk van zijn oorspronkelijke vorm gaan afwijken.
Deze zelfde volken hebben lang het Kerkslavisch als algemene schrijftaal gebezigd; de Russen tot in het begin van de 18de eeuw; de tegenwoordige Russische schrijftaal bevat nog steeds veel Kerkslavische elementen. Aan het oudste Kerkslavisch lag een Bulgaars (Macedonisch) dialect ten grondslag, waarschijnlijk uit de omtrek van Saloniki.De naam Oudsloveens is onjuist; deze berust op thans verouderde, o.a. door Miklosich verdedigde theorieën. Het Kerkslavisch is het eerst gebruikt in het Grootmoravische Rijk, voor welks bevolking Cyrillus en Methodius hun vertalingen gemaakt hebben. Na Methodius’ dood (885; Cyrillus was in 869 in Rome gestorven) stond de Slavische liturgie in deze staat aan vervolgingen bloot en de Slavische priesters werden verdreven. Blijkbaar heeft in Bohemen de Slavische kerktaal nog een tijdlang voortbestaan; zij werd daar verdrongen door het Kerklatijn. In de Kroatische kuststreek met enige eilanden is thans nog een sterk gekroatiseerde Kerkslavische kerktaal in gebruik, die daar blijkbaar reeds in Cyrillus’ en Methodius’ tijd geïmporteerd is, misschien van Pannonië uit, waar Cyrillus en Methodius ook hebben gewerkt.
Van 885 af is Bulgarije het land, waar het Kerkslavisch zich het krachtigst handhaaft; naast het oudere Macedonisch-Westbulgaarse taaltype komt een ander, meer Oostbulgaars gekleurd, op. Voor deze taal, in al haar schakeringen, van de slechts bij benadering reconstrueerbare taal van Cyrillus en Methodius tot die der handschriften van ca 1100 toe, gebruikt men de naam Oudkerkslavisch of Oudbulgaars. De oudste handschriften, die in deze taal bewaard zijn gebleven, dateren van ca 1000. In de 11de eeuw komt in Rusland een enigszins afwijkende variatie van deze taal op, die Russisch-Kerkslavisch heet. Voor het in Servië geïmporteerde Kerkslavisch en het Bulgaarse Kerkslavisch na noo gebruikt men de namen: Servisch-Kerkslavisch resp. Middelbulgaars. Schrift. Het oudste Kerkslavische alphabet was het zgn. glagolilisch schrift of glagolica, dat nog
in Kroatië enz. wordt gebruikt. In Bulgarije (met Macedonië) was ca 1000 het glagolitisch vooral in het W. in gebruik; daarna werd het ook hier door het Cyrillische alphabet verdrongen, dat het alphabet der gehele Grieks-Orthodoxe wereld geworden is.
PROF. DR N. VAN WIJK +
Lit.: V. Jagië, Entstehungsgesch. d. Kirchenslavischen Sprache (Berlin 21913); N. van Wijk, Gesch. d. altkirchenslavischen Sprache (1931); P. Diels, AltkirchenSlavische Grammatik (Heidelberg 1932).