(1) vóór 1920 Brits Oost-Afrika, thans Kenya Colony and Protectorate geheten, is een Britse kroonkolonie en protectoraat, groot 568 880 km2, dat in het N. door Ethiopië (Abessinië), in het O. door (Italiaans) Somaliland, in het Z.O. door de Indische Oceaan, in het Z. door Tanganjika Territorium, in het W. door het Victoria Meer en Oeganda, in het N.W. door de Anglo-Egyptische Soedan wordt begrensd. Het protectoraat omvat de op het vasteland gelegen gebieden van het sultanaat van Zanzibar, benevens Kaoe, Kipini en het eiland Lamoe en alle voor de kust gelegen eilanden tussen de rivieren Oemba en Tana.
Bodemgesteldheid
Het land stijgt van de kuststreken trapsgewijze omhoog naar het hoogland van Binnen-Afrika, waarop enkele alleenstaande bergketens, w.o. de 4000 m hoge Kinangop- en Gojitobergen. In het N. zijn dorre steppen, in het Z. echter is voldoende water aanwezig en treft men de vrijwel boomloze grassteppen aan. Gedeeltelijk bevaarbare rivieren zijn: de Sabaki en de Tana. In de grote verzakkingsspleet, op 36° O.L. v. Gr., liggen het Baringo-, Rudolf-, Stefanie- en Naiwasjameer. Deze spleet wordt vergezeld van vulkanisme, dat o.a. tot uiting komt in de opbouw van enkele vulkanen, de Kenya (ca 5200 m) en de Elgon. Het klimaat is regenrijk (zenithale regens; moessons), vooral aan de kusten van de lijzijden der vulkanen (tot 1300 mm per jaar).
Bevolking
In 1948 telt Kenya ca 5,4 millioen inw., van wie 5,2 millioen inheemsen, 98 000 Voor-Indiërs, 24 000 Arabieren en 30 000 Europeanen. De inheemse bevolking wordt gevormd door een groot aantal stammen onder hun hoofden, sjeiks of sultans. Aan de kust vormen de Arabieren en de Suahelis de meerderheid van de bevolking, verder in het binnenland de Bantoenegers en enige andere volken, zoals de Nandi, de Lumbwa, de Masai, de Somali’s en de Gallas. De meeste bewoners zijn heidenen; aan de kust heeft de Islam grote successen behaald. Talrijke zendingsgenootschappen (Britse, Franse, Zweedse en Amerikaanse) en de R.K. missie zijn in het land gevestigd.
Nijverheid
De landbouw levert in het laagland hoofdzakelijk tropische producten, zoals rijst, kafferkoren, cassave en kokosnoten. In de latere jaren heeft de verbouw van maïs, sisal, suiker en katoen een grote vlucht genomen. In de hoger gelegen streken, de voornaamste productiegebieden, verbouwt men Europese gewassen, zoals tarwe, maïs, aardappelen, groenten, peulvruchten benevens koffie, sisal, thee en pyrethrum. Aardnoten, simsim, aardappelen, bonen, olieleverende planten, cashewnoten enz. worden — afhankelijk van hoogte en regenval — zowel voor plaatselijke consumptie als voor export geteeld. De zuivelindustrie en de wol winning zijn van betekenis en grote hoeveelheden huiden worden uitgevoerd.
De uitgestrekte bossen bevatten vele houtsoorten. De staatsbossen in de kolonie beslaan een oppervlakte van ca 15 000 km2, waarvan 93 pct in de hogere streken is gelegen. Het bos, gelegen tussen 1800 en 3300 m boven zeeniveau, is te onderscheiden in de cederbossen en in de bossen van kamferbomen. De hoogstgelegen delen van deze bossen worden omzoomd door een zone van bamboebos (Arundinaria Alpina) tussen 2400 en 3150 m hoogte en die ca 14 pct van bedoelde bossen uitmaken. 24 pct van het staatsbos is onder bescherming geplaatst in verband met de waterhuishouding en het bodembehoud van de kolonie.
Wat de bodem aan delfstoffen bevat, is nog niet nauwkeurig bekend. De kolonie levert goud, zilver, soda, zout, kalk, diatomiet, benevens natuursteen, marmer en gips.
Handel en verkeer
Kenya, het Oeganda Protectoraat en het Tanganjika Territorium vormen sedert 1927 één tolunie. In 1948 had de invoer een waarde van £ 42 010 544, de uitvoer een van £ 25831411.
Ingevoerd werden vooral metalen en metaalwaren, machines, apparaten, voertuigen, verlichtingsartikelen, verwarmingstoestellen, ruwe tabak, cement, katoenen weefsels, zakken, verfstoffen, pharmaceutische artikelen en banden. Uit het Verenigd Koninkrijk stamde 52 pct, uit India 7 pct, Unie van Zuid-Afrika 4 pct, andere Britse gebieden 12 pct (totaal Britse Rijk 76 pct), Perzië ruim 5 pct en V.S. bijna 7 pct. Uitgevoerd werd: koffie, suiker, thee, sigaretten; katoen, voor het grootste deel uit Oeganda afkomstig; sisal, huiden en vellen, looistoffen, hout, bonen, meel en soda. Van de geëxporteerde hoeveelheid ging 30 pct naar het Veren. Koninkrijk, 22 pct naar India, 6 pct naar Zuid-Afrika, 17 pct naar andere Britse gebieden (totaal Britse Rijk 75 pct) en 5 pct naar de V.S.
De voornaamste havens zijn Mombassa, gelegen aan de oostelijke zijde van Mombassa-eiland, het beginpunt van de Kenya en Oeganda spoorweg en Kilindini. Dit laatste, gelegen aan de Z.W.kust van het eiland, heeft de beste haven van de gehele oostkust van het Afrikaanse continent, een haven geschikt voor grote schepen. Het spoorwegnet (1 meter-spoor) omvat o.a. de lijnen Mombassa - Kampala (Oeganda) lang 1413 km, de lijn Nakoeroe - Kisoemoe, de Voi - Kahe-Iijn, de Magadi-lijn en de Thika - Nyeri - Nanyoeki-lijn. Het landwegennet is vrij behoorlijk ontwikkeld; een weg verbindt Nairobi via Oeganda met Mongalla in de Soedan.
Bestuur
De kolonie kreeg in 1920 de naam Kenya met hoofdstad Nairobi, welk land in 1950 een koninklijk charter verkreeg. Kenya is verdeeld in 5 provincies (Central, Coast, Nyanza, Rift Valley en Northern Province), benevens 1 district (Masaij. De Uitvoerende Raad bestaat uit 12 leden, de Wetgevende Raad uit 29 leden. In 1946 werd een bestuurslichaam in het leven geroepen voor de economische ontwikkeling van het land.
Geschiedenis
Sedert 1885 probeerde zowel Duitsland als Engeland in dit deel van Afrika vaste voet te krijgen. Het gebied was sedert 1837 aan de sultan van Zanzibar onderworpen. In Mei 1887 had de „British East African Company” eerst Mombassa en in Aug. 1889 de gehele kust van de sultan van Zanzibar gepacht. In het Helgoland-Zanzibar-verdrag van 1 Juli 1890 zag Duitsland van zijn aanspraken krachtens de expedities van Carl Peters af. Volgens het verdrag van 1895 werd het bestuur van deze streken opgedragen aan Engelse ambtenaren, met behoud van de vlag en de souvereiniteit van de sultan. In het sultanaat Witoe, dat zich langs de kust uitstrekt, van Kipini tot Kwyhoe, werd de vroegere opperbevelhebber der Witoetroepen, Omar ben Hamed, als souverein aangesteld. Een Engels ambtenaar stond hem als resident ter zijde. Het overige gedeelte van het Protectoraat werd onder het onmiddellijk bestuur van Britse ambtenaren geplaatst.
Sedert 1 Apr. 1905 staat Brits Oost-Afrika (East Africa Protectorate) onder het Britse ministerie van Koloniën en is het een kolonie geworden. In 1906 kreeg het een gouverneur, tevens opperbevelhebber en een Uitvoerende en een Wetgevende Raad. Sedert 23 Juli 1920 is het land een kroonkolonie. In 1925 werd het gebied in het N. bij de Joeba-rivier aan Italië afgestaan (bij verdrag van 1924). De nog onder de sultan van Zanzibar ressorterende gedeelten in het kustgebied vormen nog protectoraatsland.
Lit.: G. W. Hobley, K. from Chartered Gy to Crown Colony (1929); N. K. Strange, K. to-day (1934); R. C. Thurnwald, Black and White in East Africa (1935); E. Huxley, White Man’s Country, Lord Delamere and the Making of K. (1935); M. R. Dilley, British Policy in K. Colony (1938); B. F. G. Cranworth, K. Chronicles (1939); Kenya Colony and Protectorate. Report on Native Affairs, I939-I945 (H. M. S. O., 1948); Annual Report on Kenya (H. M. S. O., jaarl.); Kenya Handbook (H. M. S. O., jaarl.); S. en K. Aaranovitch, Crisis in K. (London 1947); Kenya Controversy (Colonial Controversy Series, Nr 4) Fabian Soc. and Gollanez (1947); N. Farson, Last Chance in Africa (London 1949).
(2, Mount Kenya), een vrijstaand bergmassief in de Britse kolonie Kenya, dat zich ten N. van de Kilimandsjaro tot 5194 m (in de Mount Pigott) boven het ruim 2000 m hoog gelegen Leikipiaplateau verheft. Het is een vulkanisch gebergte, opgebouwd uit trachietdoleriet. De hoogste drie ronde toppen en de 4 km omtrek hebbende, 300 m diepe kraterruïne, dragen een 15-tal tot 1,5 km lange gletsjers. Oude morenen wijzen op een veel sterkere diluviale vergletsjering. De van de gletsjers afvloeiende rivieren stromen naar de Tana en de Guasso Nyira.