Duits schrijver (Maagdenburg 24 Apr. 1796 - Düsseldorf 25 Aug. 1840), werd tijdens zijn studie te Halle gewikkeld in de onenigheden onder de studenten met betrekking tot de ,,Burschenschaft”, zoals' blijkt uit zijn geschrift: Ueber die Streitigkeiten der Studierenden zu Halle (1817), dat op het Wartburgfeest verbrand werd. In 1819 werd hij auditeur te Münster, in 1823 rechter te Maagdenburg en in 1827 te Düsseldorf.
In de schouwburg aldaar, die hij bestuurde, bracht hij modelopvoeringen tot stand. Hij heeft als dichter onder verschillende invloeden gestaan: eerst onder die van de Romantiek en van Goethe, later onder die van het „Jonge Duitsland” uit de jaren na 1830; zijn eigen drama’s hebben echter op het toneel geen stand kunnen houden. Het comische heldenepos Tulifäntchen (1830) en het onvoltooid gebleven epos Tristan und Isolde (1841) zijn beide karakteristiek laatromantisch. Van Immermann’s romans is Die Epigonen (3 dln, 1836) interessant; het werk staat onder de invloed van Goethe’s Wilhelm Meister. Bekend gebleven is de grote humoristisch-satirische roman Münchhausen (1838), vooral door de daarin opgenomen Westfaalse dorpsvertelling Der Oberhof, die mee de grondslag legde voor de boerenroman.Bibl.: Drama’s: Cardenio und Gelinde (1826); Das Trauerspielin Tirol (1828); Merlin (1832); Alexis (trilogie, 1832). Werke, hrsg. von R. Boxberger, 20 dln, 1883; hrsg. v. H. Maync, 5 dln (1906).
Lit.: H. Maync, I., der Mann und sein Werk (1921); N. Göke, Untersuchungen d. lit. u. stoffl. Quellen von I.’s Münchhausen (Münster 1925); Fr. Gundolf, Romantiker. Neue Folge (1931), blz. 141-183; F.
Kayser, I. und das Elberfelder Theater (1935); W. Fehse, I. (1940, Magdeburger Kultur- u. Wirtschaftsleben, 21).